ECLI:NL:RBZWB:2024:3333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
23/1226
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, die op 26 januari 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De naheffingsaanslag van € 68,90, bestaande uit € 2,40 aan belasting en € 66,50 aan kosten, is opgelegd omdat de motorfiets van belanghebbende op 11 september 2022 geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Belanghebbende voerde aan dat de gemeente geen duidelijke informatie heeft gegeven over de betalingswijze via een parkeerapp, en dat dit leidt tot rechtsongelijkheid. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende de mogelijkheid had om via de app te betalen en dat het niet gebruik maken van deze optie niet betekent dat er sprake is van rechtsongelijkheid. De rechtbank wijst erop dat de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen duidelijk maakt dat parkeerbelasting wordt geheven voor motorvoertuigen, en dat de argumenten van belanghebbende niet opwegen tegen de geldende regelgeving.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 24 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 januari 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2] .

Feiten

2. De motorfiets van belanghebbende met [kenteken] stond op 11 september 2022 omstreeks 16:55 uur geparkeerd aan de Veerse Dam Resto te Vrouwenpolder. Tijdens een controle op deze datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 68,90, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,40 en € 66,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
5. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 1, aanhef en onder l, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gronden belanghebbende
6. Belanghebbende voert aan het niet eens te zijn met de wijze van betalen die de gemeente Veere hanteert. Er dient door de parkeerder betaald te worden met een parkeerapplicatie (app), echter staat er nergens ter plaatse aangegeven dat de betaling voldaan dient te worden via de app. Daarnaast worden er bij gebruik van de app extra kosten in rekening gebracht zoals aanmeldkosten en gebruik van mobiele data. Belanghebbende is van mening dat hierdoor sprake is van rechtsongelijkheid, omdat een motorrijder meer moet betalen dan een andere weggebruiker. Een motorrijder kan immers geen parkeerkaartje achterlaten bij zijn motorfiets omdat dit niet veilig kan zoals bij een auto. Hierdoor is de kans groot dat een ander het parkeerkaartje wegneemt, aldus belanghebbende. Daarnaast is het volgens belanghebbende landelijk gebruikelijk dat je voor een motorfiets geen parkeerbelasting hoeft te betalen, wanneer door de gemeente enkel de optie aangeboden wordt om een parkeerkaartje te kopen.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
7. Niet in geschil is dat de motorfiets op 11 september 2022 geparkeerd stond aan de Veerse Dam Resto te Vrouwenpolder. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd door motorvoertuigen (Bijlage 3 van de Verordening). Dat er sprake is van een openbaar terrein is niet in geschil. Daarnaast betwist belanghebbende niet dat er geen parkeerbelasting is voldaan. Hieruit volgt dat de naheffingsaanslag in beginsel terecht is opgelegd.
7.1.
Op het parkeerterrein waar belanghebbende heeft geparkeerd hangt een bord waaruit blijkt dat betaald dient te worden voor het parkeren. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende de mogelijkheid had om via een parkeerapp parkeerbelasting te voldoen. Nu belanghebbende geen gebruik wil maken van een parkeerapp, wil dit niet zeggen dat er door mogelijk misbruik sprake is van rechtsongelijkheid ten opzichte van bestuurders van een auto. Belanghebbende had net als die bestuurders kunnen betalen tegen afgifte van een parkeerkaartje en had desgewenst tegen gebruik door een ander zijn eigen kenteken kunnen vermelden op dat kaartje. Eventueel zou hij via een bankafschrift aannemelijk kunnen maken dat hij wel degelijk parkeerbelasting had voldaan.
7.2.
Belanghebbende is van mening dat het landelijk gebruikelijk is dat je voor een motorfiets geen parkeerbelasting hoeft te betalen, wanneer door de gemeente enkel de optie aangeboden wordt om een fysiek parkeerkaartje te kopen. Uit artikel 2 van de Verordening blijkt dat parkeerbelasting wordt geheven voor het parkeren van een motorvoertuig en niet in geschil is dat een motorfiets een motorvoertuig is. Dat andere gemeentes, zoals belanghebbende stelt, voor het parkeren van een motorfiets geen betaling verlangen is niet van belang.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 24 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.