In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, die op 26 januari 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De naheffingsaanslag van € 68,90, bestaande uit € 2,40 aan belasting en € 66,50 aan kosten, is opgelegd omdat de motorfiets van belanghebbende op 11 september 2022 geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Belanghebbende voerde aan dat de gemeente geen duidelijke informatie heeft gegeven over de betalingswijze via een parkeerapp, en dat dit leidt tot rechtsongelijkheid. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende de mogelijkheid had om via de app te betalen en dat het niet gebruik maken van deze optie niet betekent dat er sprake is van rechtsongelijkheid. De rechtbank wijst erop dat de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen duidelijk maakt dat parkeerbelasting wordt geheven voor motorvoertuigen, en dat de argumenten van belanghebbende niet opwegen tegen de geldende regelgeving.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 24 mei 2024.