Uitspraak
2.De feiten
3.Waar gaat de zaak over?
4.De standpunten van partijen
5.De beoordeling
de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde”. Artikel IIIB lid 3 WIGG bepaalt verder: “
Een gemeenschappelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze op.”
de ouders. De wetgever heeft de mogelijkheid om het kind een gecombineerde geslachtsnaam te laten verkrijgen aan alle juridisch ouders gegeven en niet enkel aan ouders die met het gezag zijn belast. Ook een ouder zonder gezag heeft de mogelijkheid om voor een gecombineerde geslachtsnaam voor zijn of haar kind te kiezen. Dit sluit aan op de reeds voor 1 januari 2024 bestaande wettelijke regels over de keuze voor een geslachtsnaam in het geval een kind twee ouders heeft en bij aangifte van geboorte, bij erkenning of bij adoptie het kind een geslachtsnaam moet worden gegeven. Het kind een gecombineerde geslachtsnaam laten verkrijgen betreft daarom geen gezagsbeslissing, maar het is een onderwerp dat in principe gekoppeld is aan het zijn van juridisch ouder. Het feit dat partijen geen overeenstemming hebben over de vraag of de minderjarige een gecombineerde geslachtsnaam moet verkrijgen op grond van de WIGG, betreft daarom geen geschil omtrent het ouderlijk gezag en valt daarmee niet binnen de reikwijdte van artikel 1:253a BW.
Kamerstukken II, 2021–2022, 35 990, nr. 3, p. 8, MvT). De wetgever heeft ervoor gekozen om de overgangsrechtelijke regeling afhankelijk te maken van een
verklaringvan de ouders van hun gezamenlijke
keuze, en niet van een
toestemmingsvereiste. Er is derhalve geen sprake van een mogelijkheid om vervangende toestemming te verzoeken.
Burghartz t. Zwitserland, 22 februari 1994, zaaknummer 16213/90, §24). Daarnaast heeft het EHRM geoordeeld dat het Nederlandse systeem waarbij ouders de mogelijkheid krijgen om de geslachtsnaam van hun kind te kiezen, en bij gebreke van een keuze de geslachtsnaam door een vangnetnorm wordt bepaald, niet in strijd met artikel 8 EVRM is (EHRM
Bijleveld t. Nederland,27 april 2000, zaaknummer 42973/98).
6.De beslissing
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.