ECLI:NL:RBZWB:2024:330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22/3312
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan een buitenlandse belastingplichtige voor het niet indienen van het juiste aangiftebiljet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, inwoner van Griekenland, had voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, samen met een verzuimboete van € 385. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de verzuimboete gehandhaafd. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de belanghebbende niet is verschenen op de zitting, ondanks tijdige uitnodiging. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende niet het juiste aangiftebiljet (C-biljet) heeft ingediend, maar een P-biljet, wat niet voldeed aan de verplichtingen. De rechtbank stelt vast dat de verzuimboete in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen en dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de verzuimboete in stand blijft en de belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3312

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] (Griekenland), belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 juni 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (de aanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur een verzuimboete van € 385 opgelegd (de verzuimboete) en € 176 aan belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag en de belastingrentebeschikking verminderd tot nihil en de verzuimboete gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: namens de inspecteur, mr. [inspecteur] . Namens belanghebbende is niemand verschenen.
1.4.
Belanghebbende en/of haar gemachtigde hebben zich niet afgemeld voor de zitting. De uitnodiging voor de zitting is op 14 november 2023 aangetekend verzonden aan de gemachtigde op het [adres] [plaats 2] . Uit informatie van PostNL blijkt dat de uitnodiging op 15 november 2023 op dit adres is bezorgd. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat belanghebbende tijdig, op de juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete in stand moet blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is in 2019 inwoner van Griekenland. In de systemen van de Belastingdienst staat belanghebbende geregistreerd als zijnde medevennoot van [V.O.F.] in Nederland.
3.1.
Belanghebbende is door de inspecteur uitgenodigd tot het doen van een aangifte IB/PVV 2019 via een C-biljet, dat is bedoeld voor buitenlands belastingplichtigen. Aan belanghebbende is uitstel voor het indienen van de aangifte verleend tot 1 mei 2021.
3.2.
Op 2 december 2020 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV 2019 voor binnenlands belastingplichtigen (P-biljet) ingediend. Het betreft een nihilaangifte.
3.3.
In reactie daarop heeft de inspecteur aan belanghebbende een brief gestuurd, waarin hij meldt dat de ingediende aangifte niet verwerkt kan worden, omdat volgens zijn gegevens belanghebbende een ander aangiftebiljet had moeten gebruiken. In de brief is verder vermeld dat belanghebbende verplicht is om aangifte te doen op de door de inspecteur voorgeschreven wijze en dat belanghebbende het aangiftebiljet (C-biljet) online kan indienen via ‘Mijn Belastingdienst’. Belanghebbende wordt eveneens gewezen op de mogelijkheid een papieren C-biljet te bestellen.
3.4.
Vervolgens zijn aan belanghebbende op 15 juni 2021 een herinnering en op 28 juli 2021 een aanmaning gestuurd voor het doen van aangifte. In de aanmaning wordt een uiterste indieningstermijn van 18 augustus 2021 genoemd.
3.5.
Omdat belanghebbende geen C-biljet heeft ingediend, heeft de inspecteur de aanslag op 9 maart 2022 ambtshalve vastgesteld, resulterend in een te betalen bedrag van € 3.399, inclusief een verzuimboete van € 385 en een beschikking belastingrente van € 176. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 30.000.
3.6.
Nadat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag en de verzuimboete is de inspecteur in zijn uitspraak op bezwaar van 22 juni 2022 gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het bezwaar van belanghebbende. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op nihil en de belastingrente is dienovereenkomstig herrekend naar € 0. De verzuimboete is gehandhaafd.

Motivering

4. Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. [1] Ter zake van een aangifteverzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum van € 5.514, ofwel € 385. [2]
4.1.
Belanghebbende stelt dat zij, met het indienen van het P-biljet, tijdig aangifte heeft gedaan en dat de verzuimboete daarom ten onrechte is opgelegd.
4.2.
De rechtbank overweegt dat voor de vraag of de aangifte is gedaan [3] van belang is of de aangifte is gedaan waarvoor de belastingplichtige is uitgenodigd. [4] Belanghebbende heeft een P-biljet ingediend, terwijl zij was uitgenodigd om een C-aangifte te doen. Belanghebbende heeft met het indienen van een P-biljet, alhoewel dit biljet tijdig is ingediend, dus niet voldaan aan haar verplichting om aangifte te doen. Belanghebbende heeft geen C-aangifte gedaan. Het beboetbare feit, het aangifteverzuim, staat daarmee in beginsel vast. Dat de inspecteur het inkomen van belanghebbende op basis van het ingediende P-biljet kon vaststellen, zoals belanghebbende aanvoert, maakt dat niet anders.
4.3.
De verzuimboete is opgelegd in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. [5] Dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (AVAS) of een pleitbaar standpunt op grond waarvan het opleggen van een verzuimboete achterwege moet blijven is door belanghebbende niet gesteld en de rechtbank evenmin anderszins gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete passend en geboden. Dit betekent dat de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verzuimboete in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 23 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR.
2.Paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
3.Artikel 8, eerste lid, van de AWR.
4.Vgl. Hoge Raad 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:84.
5.Zie noot 1 en 2.