ECLI:NL:RBZWB:2024:3283
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering door het UWV. Het UWV had op 14 maart 2023 besloten om de uitkering van eiser te beëindigen per 15 maart 2023, en dit besluit werd in een later bezwaar ongegrond verklaard. Eiser, die eerder een WIA-beoordeling had ondergaan, was van mening dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten vanwege psychische klachten en een oogmigraine. De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. Eiser zelf was afwezig, maar had dit voorafgaand aan de zitting gemeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van rapporten van verzekeringsartsen tot de conclusie is gekomen dat eiser geschikt is voor zijn eigen arbeid, ondanks de psychische klachten en de oogmigraine. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen het medisch oordeel van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder geduide functies nog steeds geschikt zijn voor eiser, en dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld ten opzichte van de WIA-beoordeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 15 maart 2023. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter J.W. Ponds en openbaar gemaakt op 8 mei 2024.