ECLI:NL:RBZWB:2024:3282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/2531
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beslissing op bezwaar inzake bijstandsuitkering en terugvordering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, gedateerd 2 maart 2023, betreffende de herziening van eisers recht op bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en de terugvordering van te veel ontvangen uitkering. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van het college, waaronder de beëindiging van zijn bijstandsuitkering per 18 augustus 2022, omdat hij de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken. Het college had vastgesteld dat eiser te veel bijstandsuitkering had ontvangen vanwege pensioeninkomsten en had een terugvordering opgelegd. Echter, bij het bestreden besluit van 2 maart 2023 verklaarde het college het bezwaar van eiser gegrond, herzag het de eerdere besluiten en trok de terugvordering in.

De rechtbank heeft op 27 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien het college reeds tegemoet was gekomen aan zijn bezwaar door de terugvordering te laten vervallen. De rechtbank legt uit dat voor de beoordeling van procesbelang bepalend is of het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en of dit resultaat feitelijke betekenis heeft voor de indiener. Eiser had verschillende problemen aangekaart met betrekking tot de samenwerking tussen instanties en de overgang van bijstands- naar pensioenuitkering, maar deze zaken vallen buiten het bereik van het bestreden besluit.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, en openbaar gemaakt op 8 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2531 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het college van 2 maart 2023 (abusievelijk gedateerd 2 maart 2023) over de herziening van eisers recht op een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en terugvordering van te veel ontvangen uitkering (bestreden besluit).
1.1.
Bij besluit van 8 augustus 2022 heeft het college eisers recht op een bijstandsuitkering beëindigd per 18 augustus 2022, omdat eiser per die datum de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken.
1.2.
Met het besluit van 26 oktober 2022 (primair besluit I) heeft het college besloten dat eiser - vanwege pensioeninkomsten van Nationale Nederlanden - over de periode van 1 tot en met 17 augustus 2022 te veel bijstandsuitkering heeft ontvangen en dat hij dit bedrag moet terugbetalen. Met het besluit van 3 november 2022 (primair besluit II) heeft het college het bedrag van de terugvordering vastgesteld op € 574,01 netto. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten I en II.
1.3.
Bij besluit van 9 december 2022 (primair besluit III) heeft het college het primaire besluit II herzien en het terug te betalen bedrag opnieuw berekend, wat heeft geleid tot een nabetaling van € 366,36 netto. Het bezwaar van eiser is aangemerkt als mede gericht tegen het primaire besluit III.
1.4.
Bij het bestreden besluit van 2 maart 2023 heeft het college eisers bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit I herzien en de terugvordering laten vervallen, en het primaire besluit III ingetrokken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. [vertegenwoordiger college] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient eerst te beoordelen of eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang meer bij een dergelijke beoordeling. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak [1] bepalend of het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
5. Eiser voert aan dat hij procesbelang heeft bij zijn beroep. Er gaat namelijk veel fout in de samenwerking tussen verschillende instanties die bij zijn zaak betrokken zijn, waaronder de gemeente Tilburg, de kredietbank, het pensioenfonds en de Sociale Verzekeringsbank. Alle instanties die betrokken zijn bij de overgang van een fase van recht op een bijstandsuitkering naar een fase van recht op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) zouden daarom hun werkwijze op elkaar moeten afstemmen aan de hand van een (te ontwikkelen) foutloos werkend draaiboek. Tevens dient de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) te worden aangepast, zodat het gerechtelijk vonnis over zijn loonvordering op zijn voormalige werkgever kan worden uitgevoerd. Ook de overgang van schuldhulpverlening via de gemeente (vóór zijn pensioen) naar de kredietbank (erna) is niet goed geregeld. De betalingsregeling bij de kredietbank is onjuist en dient volgens eiser te worden vastgesteld conform een inzichtelijk en transparant rekenmodel, zoals hij zelf heeft aangedragen. Volgens eiser dient het college daartoe verslag te doen aan de Tweede Kamer. Eiser verzoekt de rechtbank om de gemaakte fouten recht te zetten.
6. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat er € 10,93 te veel aan hem is uitbetaald en dat dit bedrag terug moet naar de rechtmatige eigenaar. Na het bestreden besluit is namelijk, op 9 maart 2023, een (aanvullend) bedrag van € 218,58 aan eiser overgemaakt en in totaal derhalve € 584,94 in plaats van € 574,01. Het college heeft toegegeven dat er per abuis te veel is uitbetaald en zegt daarover dat het niet nodig is dat eiser dat terugbetaalt. Ter zitting heeft eiser vervolgens verklaard dit te willen “laten zitten” en dat deze beroepsgrond dus niet meer aan de orde is.
6. De rechtbank stelt voorop, en heeft dit ter zitting ook met partijen besproken, dat uitsluitend het bestreden besluit van 2 maart 2023 ter beoordeling aan de rechtbank voorligt. Het beroep gaat dus alleen over het recht van eiser op een bijstandsuitkering in de maand waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte, waarbij de eerder aan eiser opgelegde terugvordering over de periode van 1 tot en met 17 augustus 2022 door het betreden besluit volledig is komen te vervallen. Daarmee is volledig tegemoetgekomen aan eisers bezwaar tegen de terugvordering en kan een beoordeling van het beroep voor hem geen feitelijke betekenis meer hebben.
7. Eiser heeft nog een aantal andere zaken aangekaart waarbij hij problemen heeft ervaren rondom de overgang van recht op een bijstandsuitkering naar recht op een pensioenuitkering (bijvoorbeeld van schuldhulpverlening door de gemeente naar de kredietbank), en ook loopt hij aan tegen problemen bij het incasseren van een loonvordering op zijn voormalig werkgever. Deze problemen kan de rechtbank echter in deze procedure niet oplossen, omdat bij die kwesties andere partijen zijn betrokken en het een en ander bovendien inhoudelijk buiten het bereik van het bestreden besluit van 2 maart 2023 valt. Van een ander belang voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 8 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 29 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC3264, en 28 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2273.