ECLI:NL:RBZWB:2024:3277

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
23/9814 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 8 februari 2023 besloten om per 16 augustus 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 10 augustus 2023. De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn beslissing heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die concludeerden dat eiser verminderde functionele mogelijkheden heeft, maar niet volledig arbeidsongeschikt is. Eiser heeft medische klachten, waaronder nek- en rugklachten, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de artsen juist zijn. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die de beoordeling zou kunnen veranderen.

De rechtbank concludeert dat de geselecteerde functies, zoals productiemedewerker en administratief medewerker, geschikt zijn voor eiser, ondanks zijn klachten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters op 22 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9814 WIA

uitspraak van 22 mei 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.J.E.M. Edelmann,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 8 februari 2023 (primair besluit) geweigerd per 16 augustus 2022 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 10 augustus 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en mr. M. Reitsma als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 augustus 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als glazenwasser. Eiser heeft zich op 18 augustus 2020 ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW) met nek- en rugklachten en rechterschouder- en armklachten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden
De arts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser op het spreekuur van 21 september 2022 gezien en onderzocht. De arts heeft geconcludeerd dat eiser verminderde functionele mogelijkheden heeft en heeft zijn beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 oktober 2022. De arts heeft vervolgens naar aanleiding van aanvullende informatie van de arbeidsdeskundige nader onderzoek verricht. Op 6 februari 2023 heeft hij telefonisch contact met eiser gehad. De conclusie van de arts is dat er geen aanleiding is om beperkingen op te nemen in het persoonlijk en/of sociaal functioneren.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie, waaronder de in bezwaar verkregen informatie van [neuroloog] van 3 april 2023 en van 3 juli 2023, bestudeerd. De verzekeringsarts b&b was aanwezig bij de hoorzitting op 29 juni 2023. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat er op een aantal aspecten aanleiding is af te wijken van de bevindingen van de arts. Hij heeft aanvullende beperkingen opgenomen op het gebied van pols- en nekbelasting. Ook is er een beperking voor intensief klantcontact toegevoegd.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 25 juli 2023, geldig vanaf 15 augustus 2022.
4.2
Standpunt van eiser
Eiser stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Eiser verwijst naar wat hij in het bezwaarschrift heeft aangevoerd. Daarin bestrijdt eiser dat zijn klachten te maken hebben met bewegingsangst. Eiser stelt dat de arts de door de neuroloog gestelde beperkingen niet volledig heeft weergegeven. Hij is fors beperkt op duwen, trekken, tillen, dragen, hoofd in bepaalde stand houden, reiken, knijpkracht, buigen, staan, lopen en zitten, gebaseerd op afwijkingen aan zijn nek, rechterhand, rug en linkerbeen. Hij gebruikt tramadol omdat hij van de pijn niet kan slapen en dat leidt tot sufheid. Eiser wijst erop dat vanwege beknelde zenuwen alle houdingen met grote regelmaat moeten worden afgewisseld. Als eiser zijn nek, rug of rechterhand heeft belast, moet hij een half uur herstellen. Dit is geen bewegingsangst. Eiser stelt dat hij geen van de geselecteerde functies kan verrichten en zeker niet fulltime.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat eiser zich op advies van de verzekeringsarts b&b in oktober 2023 toegenomen arbeidsongeschikt heeft gemeld met nekklachten. Daardoor kan hij niet de hele dag voorovergebogen werken. De combinatie van klachten maakt het voor hem te vermoeiend om een hele dag te werken. Een tussentijdse pauze of urenbeperking zal nodig zijn. Eiser kan maximaal halve dagen werken. Daarnaast is hij amper geschoold en heeft hij vroeger gewerkt bij de Sociale Werkplaats.
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de (verzekerings-)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder rug- en nekklachten, arm- en schouderklachten, linkerbeenklachten en mentale klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de (verzekerings-)artsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de aanwezige medische informatie van eisers behandelaars bij de conclusie is betrokken. Op basis van het rapport van [naam], geciteerd in het rapport van de arts, zijn ook beperkingen opgenomen in persoonlijk en sociaal functioneren. De rechtbank ziet ook geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat er geen indicatie is voor een urenbeperking.
Niet gebleken is dat in de FML van 25 juli 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de gewijzigde, vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), administratief medewerker (SBC-code 315133) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hij stelt dat de functie medewerker assemblage (SBC-code 111180) voor hem niet geschikt is omdat er veel belasting van de hand in voorkomt, niet alleen in beweging van de rechterpols maar ook in knijp-/grijpkracht, repeterende polsbewegingen en schroefbewegingen. Met name door deze combinatie komt er volgens eiser in totaal te veel belasting van de pols/hand voor. Hij wijst er op dat wegens de aanpassing van de nekbelasting ook gekeken moet worden naar het gebogen werken omdat de nek wordt belast als aan een tafel voorovergebogen moet worden gewerkt.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Ten aanzien van de functie medewerker assemblage heeft overleg plaatsgevonden tussen de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b. Beiden vinden deze functie voor eiser geschikt. Het UWV heeft toegelicht dat het hier gaat om een lichte productiefunctie waarin geen krachtige bewegingen voorkomen. Ook is de nekbelasting niet zodanig dat deze de belastbaarheid overschrijdt. Eiseres belastbaarheid op het aspect gebogen en/of getordeerd actief zijn is “
tijdens 8 werkuren 10 maal ongeveer 1 minuut achtereen”. Er wordt in deze functie minder dan twee minuten aaneen zittend onder een zeer geringe hoek gebogen. Daarom is een iets hogere frequentie haalbaar. De rechtbank kan deze motivering volgen.
Dat eiser zich niet geschikt vindt voor “binnen” te werken is geen reden om deze niet te mogen selecteren. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2593. Verder is de rechtbank niet gebleken dat de geselecteerde functies niet zouden passen bij eisers opleidingsniveau nu dat gesteld is op VMBO niveau beroepsgericht (LTS metaalbewerker).
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 augustus 2022 heeft vastgesteld op 29,61 %
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht per die datum geweigerd.
7. Het beroep is ongegrond.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 22 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.