ECLI:NL:RBZWB:2024:3262

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
23/9344 23/9512, 23/9602, 23/9603, 23/9764, 23/9765 en 23/9766
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen omgevingsvergunning voor recreatief gebruik van appartementen in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 de beroepen van verschillende eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor recreatief gebruik van appartementen in het appartementencomplex aan de [straatnaam 1] 1 - 43 te [plaats 1] beoordeeld. De rechtbank constateert dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere op 3 november 2022 de aanvraag om omgevingsvergunning had geweigerd, maar deze later op 27 juli 2023 alsnog had verleend. De eisers, die voornamelijk in de nabijheid van het appartementencomplex wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, stellende dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, omdat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de wijziging van het gebruik van de appartementen van permanente bewoning naar recreatief gebruik. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de impact op de woningmarkt en de lokale omgeving niet adequaat is onderzocht. De rechtbank vernietigt de beslissingen op bezwaar en de verleende omgevingsvergunning, en draagt het college op om binnen zes weken nieuwe beslissingen te nemen. Tevens wordt het griffierecht aan de eisers vergoed en worden de proceskosten van de eisers toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral wanneer deze in strijd zijn met bestaande bestemmingsplannen. De rechtbank wijst op de noodzaak voor het college om de gevolgen van dergelijke vergunningen voor de lokale gemeenschap en de woningmarkt goed in kaart te brengen voordat besluiten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/9344, 23/9512, 23/9602, 23/9603, 23/9764, 23/9765 en 23/9766 WABOA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

1.Beroep met zaaknummer 23/9344

a.
[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats 1] ,
b.
[eiser 3], uit [plaats 1] ,
c.
[eiser 4] en [eiser 5], uit [plaats 1] ,
d.
[eiser 6], uit [plaats 1]
e.
[eiser 7] en [eiser 8], uit [plaats 1]
f.
[eiser 9], uit [plaats 1] ,
g.
[eiser 10] ,uit [plaats 1] ,
h.
[eiser 11] ,uit [plaats 1] ,
i.
[eiser 12] en [eiser 13], uit [plaats 1] ,
j.
[eiser 14], uit [plaats 1] ,
k.
[eiser 15] en [eiser 16], uit [plaats 1] ,
l.
[eiser 17] en [eiser 18], uit [plaats 1] ,
m.
[eiser 19] en [eiser 20], uit [plaats 1] ,
n.
[eiser 21] , [eiser 22]en
en [eiser 23]uit [plaats 1] ,
o.
[eiser 24], uit [plaats 1]
p.
[eiser 25] en [eiser 26], uit [plaats 1] ,
q.
[eiser 27] en [eiser 28] ,uit [plaats 1] ,
r.
[eiser 29] en [eiser 30]uit [plaats 1] ,
s.
[eiser 31], uit [plaats 1] ,
t.
[eiser 32] en [eiser 33], uit [plaats 1] ,
u.
[eiser 34] en [eiser 35], uit [plaats 1] ,
v.
[eiser 36] en [eiser 37], uit [plaats 1]
w.
[eiser 38], uit [plaats 1]
hierna gezamenlijk eisers 1
(gemachtigden: [eiser 1] , [eiser 3] en [eiser 22] ),

2.Beroepen met zaaknummers 23/9512, 23/9602 en 23/9603

2. [eiseres sub 2] , te [plaats 1] , eiseres 2,
(gemachtigde: mr. drs. P.H.A. van Namen)

3.beroep met zaaknummer 23/9766

3. [eiser sub 3-1] en [eiser sub 3-2] , eisers 3,
(gemachtigde: [gemachtigde 1] )

4.beroep met zaaknummer 23/9764

4. Stichting [eiseres sub 4] te [plaats 2] , eiseres 4,
(gemachtigde: [gemachtigde 1]

5.beroep met zaaknummer 23/9765

5. [eiseres sub 5] C.V. , te [plaats 1] , eiseres 5
(gemachtigde: [gemachtigde 1] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, het college
(gemachtigde: mr. C.C.M. van Mil en [gemachtigde 2] ).
Als
derde-partijennemen deel:
o Vereniging van Eigenaren appartementen ‘ [naam appartementencomplex] ’
(gemachtigde: mr. G. Kranendonk)
o [naam 1] en [naam 2] uit [plaats 3] ,
o [naam 3] uit [plaats 4] en
o [naam 4] uit [plaats 5] .
Inleiding
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de door het college aan de VVE verleende omgevingsvergunning om in afwijking van het bestemmingsplan de appartementen gelegen aan de [straatnaam 1] 1 - 43 te [plaats 1] recreatief aan derden te mogen verhuren.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 3 november 2022 (primair besluit) geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Met de bestreden besluiten van 27 juli 2023 heeft het college de bezwaren van – onder meer – de VVE tegen die weigering gegrond verklaard en de omgevingsvergunning alsnog verleend.
1.3.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2024 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
o [eiser 1] ook als gemachtigde van de overige eisers 1 (beroep met zaaknummer 23/9344 WABOA);
o de gemachtigde van eiseres 2 met [naam 5] en [naam 6] ;
o de gemachtigde van eisers 3 tot en met 5, daarbij voor eiseres 4 vergezeld door [naam 7] ;
o de gemachtigde van het college met [naam 8] en [naam 9] ; én
o mr. dr. ing. P.M.J. de Haan [1] als gemachtigde van de Vereniging van Eigenaren appartementen ‘ [naam appartementencomplex] ’ met [deskundige] als deskundige, [naam 4] en [naam 2] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de omgevingsvergunning voor het recreatief mogen verhuren van 43 appartementen in het appartementencomplex ‘ [naam appartementencomplex] ” te [plaats 1] heeft verleend. Zij doet dat – onder meer – aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.1.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. Het relevante wettelijke kader is in de bijlage opgenomen.
Overgangsrecht
3.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 25 maart 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold voor 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Belanghebbendheid eisers
4. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet de rechtbank eerst ambtshalve beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Een beroep is onder meer niet-ontvankelijk als de indiener geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 1:2, eerste lid van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet diegene een objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit, zoals een vergunning, toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit.
Artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepaalt dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Eisers 1 (beroep met zaaknummer 23/9344)
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers 1 allen woonachtig zijn in de straten rondom het appartementencomplex. Eisers 1 sub c en h zijn woonachtig op een perceel grenzend aan het perceel waarop het appartementencomplex is gevestigd. Gelet op de directe nabijheid acht de rechtbank het aannemelijk dat in ieder geval zij gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden van de voorgenomen activiteit. Zij zijn aan te merken als belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning.
Ook eisers 1 sub r zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning. Hun perceel grenst weliswaar niet direct aan het perceel waarop het appartementencomplex maar de afstand is zo kort dat aannemelijk is dat zij hinder van enige betekenis in de vorm van geluidsoverlast kunnen ondervinden.
De andere eisers 1 zijn geen direct belanghebbende zijn bij de verleende omgevingsvergunning. Gelet op de afstand tussen hun percelen en het perceel waarop het appartementencomplex is gelegen, is geen sprake van direct zicht op het appartementencomplex. Ook is niet aannemelijk dat zij meer dan elke willekeurige andere overlast zullen ondervinden van de recreatieve verhuur van de appartementen.
Het beroep zal, voor zover het is ingediend namens deze eisers niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat eisers 1 sub c, h en r zijn aan te merken als belanghebbende bij de voorliggende omgevingsvergunning. Voor zover het beroep namens hen is ingediend, is dat wel ontvankelijk.
Eiseres 2 (beroepen met zaaknummers 23/9512, 23/9602 en 23/9603)
4.2.
De rechtbank stelt vast dat in artikel 3, eerste lid van de statuten van eiseres 2 de volgende doelstelling is opgenomen: “het woon- en leefmilieu in de Stad [plaats 1] te beïnvloeden, door in overleg met de bewoners van die gemeenschap naar buiten op te treden, zulks in de meest uitgebreide zin van het woord.” In het tweede lid van artikel 3 van de statuten is opgenomen dat zij dit doel onder meer tracht te bereiken door het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures tegen overheidsbeslissingen die de vereniging onwelgevallig zijn. Ter zitting is toegelicht dat eiseres 2 dat ook feitelijk doet door gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de gemeente en in voorkomende gevallen ook door een zienswijze in te dienen of bezwaar en beroep aan te tekenen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden eiseres 2 is aan te merken als belanghebbende bij de voorliggende omgevingsvergunning.
Eisers 3 (beroep met zaaknummer 23/9766 WABOA)
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eisers 3 in [plaats 6] enkele panden in eigendom hebben en dat zij thans in ieder geval één pand recreatief pogen te verhuren. Tussen partijen staat wel vast en het is de rechtbank ook bekend dat eisers ook over de recreatieve verhuur van andere panden geschillen met het college hebben of hebben gehad. Eisers 3 stellen dat zij gelet op hun concurrentiebelang belanghebbende bij deze omgevingsvergunning zijn. Het college is van mening dat eisers 3 niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In dat verband heeft het college aangevoerd dat de afstand tussen de panden van eisers 3 en het appartemencomplex in [plaats 1] te groot is, er geen sprake is van eenzelfde marktsegment en dat eisers 3 een woning en geen appartement verhuren. Namens het college is aangevoerd dat eisers ook al geen belanghebbende kunnen zijn omdat die gestelde verhuur illegaal is.
De rechtbank overweegt dat verhuur van woonruimte aan toeristen mogelijk verschillende marktsegmenten kent maar dat er vooralsnog weinig reden is om aan te nemen dat verhuur van een gehele woning of een deel ervan zich zodanig onderscheid van verhuur van appartementen dat dit verschil in aanbod ertoe leidt dat zij niet met elkaar concurreren. Ook acht de rechtbank de afstand tussen [plaats 6] en [plaats 1] niet zo groot dat alleen al dat gegeven leidt tot de conclusie dat van concurrentie geen sprake kan zijn. De rechtbank acht het mogelijk dat eisers enig effect zullen ondervinden door het op de markt komen van nieuwe appartementen voor de recreatieve verhuur.
Dat eisers 3, wanneer zij een woning recreatief verhuren in strijd zouden handelen met het bestemmingsplan en mogelijk worden geconfronteerd met een handhavingsbeslissing, leidt niet tot het oordeel dat zij geen concurrentiebelang kunnen hebben. De rechtbank verwijst in dit geval naar haar uitspraak van 20 december 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:9109).
Ook de omstandigheid dat het pand aan [straatnaam 2] in [plaats 6] inmiddels aan arbeidsmigranten wordt verhuurd en niet meer recreatief, leidt niet tot die conclusie gelet op de omstandigheid dat de gemachtigde ter zitting heeft toegelicht dat dit onder druk van handhavend optreden is gebeurd en dat eisers nog steeds de wens hebben om dit pand recreatief te verhuren.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat ook eisers 3 als belanghebbende bij de voorliggende omgevingsvergunning zijn aan te merken.
Eiseres 4 (beroep met zaaknummer 23/9764 WABOA)
4.4.
De rechtbank stelt vast dat in artikel 3, eerst lid, van de statuten van eiseres 4 de volgende doelstellingen is opgenomen:
a. het woon- en leefklimaat in de kom [plaats 2] en in de nabijheid daarvan te behouden en waar mogelijk te verbeteren […];
b. de natuurwaarden in de natuurgebieden (waaronder Natura-2000 gebieden) gelegen binnen een afstand van vijfentwintig (25) kilometer van de kern van [plaats 2] te behouden en waar mogelijk te verbeteren;
c. […].
Voor wat betreft doelstelling onder b heeft eiseres 4 aangevoerd dat binnen 25 kilometer van de kom [plaats 2] het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe is gelegen. Ook het appartementencomplex is op minder dan 25 kilometer van dit Natura-2000 gebied gelegen.
Er kan niet worden uitgesloten dat de recreatieve verhuur aan derden die met de voorliggende omgevingsvergunning wordt toegestaan geen significante gevolgen zal hebben op de natuurwaarden in dit gebied. Dat maakt dat zij rechtsreeks in haar belang wordt getroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op het bovenstaande – ook eiseres 4 als belanghebbende bij de voorliggende omgevingsvergunning aan te merken.
Eiseres 5 (beroep met zaaknummer 23/9765)
4.5.
De rechtbank stelt vast dat eiseres 5 eveneens aanvoert dat zij gelet op haar concurrentiebelang als belanghebbende bij de voorliggende omgevingsvergunning is aan te merken. Daarbij heeft eiseres 5 aangegeven op een afstand van minder dan 2 kilometer van het appartementencomplex recreatiewoningen en recreatiestudio’s te verhuren. Het college heeft zich – net als bij eisers 3 – op het standpunt gesteld dat sprake is van een ander marktsegment en er aanvullend op gewezen dat feitelijk geen gevolgen zullen worden ondervonden omdat de appartementen nu ook al vaak recreatief worden verhuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt ook hier – net als bij eisers 3 – dat aannemelijk is dat er enig effect optreedt door het op de markt komen van nieuwe appartementen voor de recreatieve verhuur. Uit de stukken blijkt dat op dit moment nog niet alle 43 appartementen ook recreatief worden verhuurd; de omgevingsvergunning maakt dit wel mogelijk. Dat in het geval van eiseres 5 sprake is van verhuur van recreatiewoningen en -studio’s betekent niet dat sprake is van een wezenlijk ander marktsegment.
De rechtbank is – gelet op het bovenstaande – van oordeel dat ook eiseres 5 als belanghebbende bij de voorliggende omgevingsvergunning is aan te merken.
De aanvraag om omgevingsvergunning en het weigeringsbesluit (primair besluit)
5. Door diverse eisers zijn gronden ingediend die zien op de aanvraag en de procedure voorafgaan aan de (uiteindelijke) verlening van de omgevingsvergunning. Hieronder zullen eerst de gronden worden besproken die zien op de inhoud van de aanvraag, wie aanvrager is van de omgevingsvergunning, of sprake is geweest van een wijziging van ondergeschikte aard, of een vergunning van rechtswege is ontstaan en of eisers 3 tot en met 5 als belanghebbende bij het weigeringsbesluit aangemerkt hadden moeten worden.
Wat zijn de feiten?
5.1.
Het appartementencomplex is gebouwd in 1978 en bestaat uit 43 appartementen.
De appartementsrechten zijn in eigendom bij individuele eigenaren, verenigd in de Vereniging van Eigenaars van appartementsrechten in het appartementencomplex ‘Appartementen [naam appartementencomplex] ’. Ten tijde van het oprichten van het appartementencomplex rustte op grond van het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan 1] ’ op het perceel de bestemming ‘bijzondere doeleinden’. Deze bestemming stond recreatieve verhuur aan derden toe.
Ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning gold ter plaatse het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan 2] ’ en rustte op het perceel de bestemming ‘Wonen’. [2] Op grond van deze bestemming mogen de appartementen worden gebruikt voor permanente bewoning en als zogenaamde tweede woning. Appartementen die vallen onder het overgangsrecht mogen recreatief aan derden worden verhuurd [3] . Meerdere eigenaren willen hun appartement ook recreatief aan derden kunnen verhuren.
Wat houdt de aanvraag van 25 maart 2022 in?
5.2.
Op 25 maart 2022 heeft [naam 4] een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het in afwijking van het bestemmingsplan recreatief verhuren van een aantal appartementen in het appartementencomplex. In de toelichting op de aanvraag van 5 april 2022 heeft hij het over 27 appartementen waaronder zijn eigen appartement. [4]
5.3.
Op 30 maart 2022 heeft het college de ontvangst van de aanvraag gepubliceerd en daarbij slechts 1 appartement vermeld, namelijk [straatnaam 1] [huisnummer 1] te [plaats 1] . Op 20 mei 2022 heeft het college de verlenging van de beslistermijn gepubliceerd. In deze publicatie wordt [straatnaam 1] 1 tot en met 43 genoemd en heeft het college benoemd dat de aanvraag ziet op het recreatief gebruik van diverse appartementen in het complex.
5.4.
Op 3 augustus 2022 heeft de heer [naam 4] een zienswijze ingediend op het voornemen van het college om de aanvraag om omgevingsvergunning te weigeren. In deze zienswijze heeft hij vermeld dat hij de aanvraag mede namens 30 andere appartementseigenaren heeft ingediend.
5.5.
De rechtbank is het met eisers eens dat hierdoor onduidelijkheid kan zijn ontstaan over het antwoord op de vraag op welke appartementen de aanvraag van 25 maart 2022 precies ziet of dat gevolgen heeft voor de verleende omgevingsvergunning wordt verderop in deze uitspraak besproken.
Kan de VvE de op 25 maart 2022 ingediende aanvraag wijzigen?
6. Op 19 september 2022 is kennelijk een nieuw aanvraagformulier ingediend waarmee werd beoogd de aanvraag van 25 maart 2022 te wijzigen. De rechtbank vermeldt hier bewust kennelijk. In de door het college aangeleverde stukken is dit nieuwe aanvraagformulier niet opgenomen. Het formulier is vervolgens voorafgaand aan de zitting opgevraagd waarna de rechtbank een aanvraagformulier heeft ontvangen dat gelijk is aan het formulier dat is ingediend op 25 maart 2022.
Ter zitting hebben het college én de VvE stellig verklaard dat een nieuw aanvraagformulier is ingediend mogelijk met oude bijlagen. Er is met het nieuwe aanvraagformulier beoogd om de aanvraag van 25 maart 2022 te wijzigen. Gelet op het verdere verloop van de procedure ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding hiervan niet uit te gaan.
6.1.
De wijziging van de aanvraag is ingediend door de VvE en ziet op alle 43 appartementen in het appartementencomplex. Dat de bestemming van het gebouw een VvE-kwestie is, heeft het college overgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier anders over te denken. Als één van de individuele eigenaren hier anders over denkt, had het op diens weg gelegen om dit bij de civiele rechter aanhangig te maken of zelf beroep in te dienen tegen de verleende omgevingsvergunning.
Is sprake van een wijziging van ondergeschikte aard?
7. Er is door eisers 3 tot en met 5 aangevoerd dat de wijziging van de aanvraag naar het gehele appartementencomplex niet kan worden gezien als een wijziging van ondergeschikte aard.
De rechtbank overweegt dat de vraag of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard pas een rol gaat spelen als de aanvraag wordt gewijzigd nadat al een besluit is genomen op die aanvraag of eventueel nadat, als gebruik wordt gemaakt van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, een ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen. In het voorliggende geval is eerst de aanvraag gewijzigd en is pas daarna een besluit op de aanvraag genomen. Of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard is dus in het voorliggende geval niet relevant.
Is er sprake van een vergunning van rechtswege?
8. De rechtbank stelt vast dat het college met het besluit van 3 november 2022 (primair besluit) geweigerd heeft de gevraagde omgevingsvergunning voor het in afwijking van het vigerende bestemmingsplan recreatief mogen verhuren van 43 appartementen te verlenen.
8.1.
De aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend op 25 maart 2022 en op dat moment is de beslistermijn gaan lopen. Bij besluit van 12 mei 2022 heeft het college de beslistermijn met zes weken verlengd. Dit blijkt ook uit de publicatie in het Gemeenteblad op 20 mei 2022.
Vervolgens heeft de aanvrager – op dat moment nog de heer [naam 4] – het college tweemaal verzocht op de beslistermijn op te schorten. Bij brief van 22 juni 2022 heeft het college de beslistermijn opgeschort met 8 weken en bij brief van 22 augustus 2022 met 12 weken. Door de gemachtigden van het college en de VvE zijn ter zitting de door de heer [naam 4] gedane verzoeken – die mede verband hielden met de wijzigingen in de aanvraag – en de honorering van die verzoeken door het college kort toegelicht. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen over dit verloop.
Dit betekent dat de beslistermijn voor de aanvraag om omgevingsvergunning verliep op 18 november 2022.
8.2.
Het weigeringsbesluit is door het college genomen voor het verstrijken van de beslistermijn op 18 november 2022, waardoor dus geen vergunning van rechtswege is ontstaan.
Hadden eisers 3 tot en met 5 als belanghebbende bij het weigeringsbesluit moeten worden aangemerkt?
9. Tegen het weigeringsbesluit is door meerdere eigenaren bezwaar gemaakt. Eisers 3 tot en met 5 hebben aangevoerd dat zij ten onrechte niet als belanghebbende bij die bezwaarprocedure zijn betrokken ondanks hun nadrukkelijke verzoek daartoe. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zij niet ten onrechte geweigerd. Eisers 3 tot en met 5 zijn geen belanghebbende bij het weigeringsbesluit. Hun belang – bij het weigeringsbesluit –onderscheidt zich niet van het belang van een willekeurige ander. Er treedt door de weigering van de gevraagde omgevingsvergunning immers geen wijziging in van de rechtspositie van de aanvrager of voor de eigenaren van de appartementen waarvoor de vergunning was gevraagd. Pas door een wijziging van de rechtspositie kunnen ook derden die daardoor worden geraakt, belanghebbend zijn.
De omgevingsvergunning van 27 juli 2023
Heeft het college het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning voldoende zorgvuldig voorbereid?
10. Eisers voeren – kort samengevat – aan dat het college het besluit op bezwaar waarin de omgevingsvergunning alsnog is verleend onzorgvuldig heeft voorbereid. Het college heeft onvoldoende kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaard. Gelet daarop kan niet worden gesteld dat met het verlenen van de omgevingsvergunning nog steeds sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank overweegt dat om te kunnen beoordelen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening de omvang van de wijziging duidelijk moet zijn. Pas als de omvang van de wijziging duidelijk is kan ook worden beoordeeld hoe groot de gevolgen van de wijziging zijn.
Uitgangspunt is bestemming ‘Wonen’
11. Dat recreatieve verhuur aan derden in het verleden was toegestaan laat onverlet dat het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan 2] ’ dit – gelet op de toegekende bestemming ‘Wonen’ aan het perceel – niet langer toestaat. Dit is een keuze geweest van de gemeentelijke planwetgever. Of op die keuze in de tekst of de toelichting is ingegaan, is, anders dan namens de VVE is aangevoerd, minder relevant. De keuze is gemaakt en met deze situatie zal de vergelijking moeten worden gemaakt om de omvang van de wijziging helder te krijgen. De rechtbank stelt vast diezelfde keuze – de bestemming ‘Wonen’ ter plaatse van het perceel [straatnaam 1] 1 - 43 te [plaats 1] – ook in het ontwerp-bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan 3] ’ is gemaakt. Dat ontwerp heeft met ingang van 21 december 2023 ter inzage gelegen.
Onduidelijk hoeveel appartementen vallen onder overgangsrecht
12. Tussen partijen is niet in geschil dat het merendeel van de appartementen recreatief wordt gebruikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier anders over te denken. Om hoeveel appartementen dat gaat, wat het recreatief gebruik per appartement precies inhoudt en of die vorm van recreatief gebruik ook voor elk van de appartementen is toegestaan, is onduidelijk. Ook staat vast dat recreatieve verhuur aan derden niet is toegestaan, tenzij de eigenaar voor het betrokken appartement een beroep kon doen op het overgangsrecht.
Om een goede afweging te kunnen maken van de omvang van de gevraagde wijziging is het van belang om te kunnen vaststellen welke appartementen op grond van het overgangsrecht recreatief aan derden mogen worden verhuurd. Het college heeft geprobeerd dit te onderzoeken en daarvoor een uitvraag gedaan bij een aantal van de huidige eigenaren. Blijkens de toelichting ter zitting is hierop weinig gereageerd, zodat het college zich geen beeld heeft kunnen vormen van de op grond van het overgangsrecht toegestane legale recreatieve verhuur aan derden van appartementen in dit complex. Ook anderszins zijn geen cijfers beschikbaar die duidelijkheid geven over het aantal appartementen dat nu recreatief aan derden mag worden verhuurd.
Dat tegen de recreatieve verhuur aan derden thans al enige tijd niet wordt opgetreden door het college, is de rechtbank ook duidelijk geworden, doch dat is een gegeven dat niet zonder meer van belang is in de vergelijking tussen de situatie voor en na de gevraagde omgevingsvergunning.
Zoals door de gemachtigde van eisers 3 beeldend naar voren is gebracht, kan er niet zomaar van uit worden gegaan dat een groot deel van appartementen onder dat overgangsrecht vallen. Er zijn breuken in het gebruik. Deze gemachtigde is zelf enige tijd (mede-)eigenaar geweest van het appartement met nummer 20, dat van de heer [naam 4] en hij vertelde dat het college in die tijd wel handhavend heeft opgetreden tegen recreatieve verhuur aan derden, waarna hij dat gebruik heeft moeten staken. De huidige eigenaar van dat appartement is pas eigenaar geworden op een moment nadat de recreatieve verhuur aan derden al was gestaakt.
Gevolgen van de wijziging zijn niet in kaart gebracht en afgewogen
13. Duidelijk is dat met de verleende omgevingsvergunning alle 43 appartementen in het complex recreatief verhuurd mogen worden aan derden; dat wijkt af van de woonbestemming. Dit is een aanzienlijke wijziging ten opzichte van de bestaande situatie omdat, zo lang niet is vastgesteld voor welke appartementen een gegrond beroep op het overgangsrecht mogelijk is, ervan moet worden uitgegaan dat dat voor geen van de appartementen het geval is. Dat betekent dat 43 appartementen worden toegevoegd aan het recreatieve verhuurbestand. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college daarvan juist niet is uitgegaan. Het college heeft dan ook de gevolgen van de wijziging onvoldoende ingeschat.
13.1.
Recreatief gebruik door derden van een appartement heeft een andere (ruimtelijke) impact dan gebruik van een appartement als woning [5] of tweede woning. De wijziging in intensiteit van het gebruik kan een verandering in bijvoorbeeld verkeersbewegingen, parkeerbehoefte en geluidsbelasting met zich brengen.
Een ander belangrijk gevolg, waarop eisers hebben gewezen, is dat een aantal woningen, die thans nog als reguliere woning worden verhuurd, ook niet meer beschikbaar zal blijven voor de lokale woningmarkt. Het college heeft niet onderzocht welke woningen thans nog als (eerste) woning worden gebruikt en heeft zich dus onvoldoende rekenschap gegeven van het effect op de woningmarkt. De stelling van het college dat die appartementen in de toekomst als woning zullen worden gebruikt omdat dat nog steeds is toegestaan, getuigt niet van een realistische kijk op de markt , nu zonneklaar is dat recreatieve verhuur aan derden veel meer kan opleveren dan verhuur als (eerste) woning.. Het college heeft onvoldoende onderzocht welke gevolgen dit kan hebben voor de woningvoorraad in [plaats 1] , een afweging die zij gelet op Omgevingsvisie [plaats 1] wel zou moeten maken.
13.2.
Ook een verandering in gebruik van een appartement als tweede woning naar recreatief verhuur aan derden kan gevolgen hebben. Ook dit lijkt het college niet te hebben onderzocht. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de intensiteit van het gebruik van het appartement.
Conclusie en gevolgen
14. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de omgevingsvergunning niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en voor vernietiging in aanmerking komt. Het college zal eerst goed feitelijk onderzoek moeten verrichten om de omvang en de gevolgen van de wijziging in beeld te brengen. Vervolgens dient het college te beoordelen of de wijziging binnen haar beleid past of gemotiveerd te onderbouwen waarom in afwijking van haar beleid toch een omgevingsvergunning wordt verleend. Het door de VvE ingebrachte onderzoek van BRO kan niet worden gebruikt om het gebrek te herstellen. Uit dit rapport blijkt niet dat er volledig en juist feitelijk onderzoek is verricht waardoor bijvoorbeeld de omvang van de wijziging duidelijk is geworden.
Als gevolg hiervan zullen ook de beslissingen op bezwaar (bestreden besluiten) waarmee besloten is alsnog omgevingsvergunning te verlenen worden vernietigd.
15. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed. Eiseres 2 heeft gelet op de samenhang tussen haar drie beroepen slechts eenmaal griffierecht hoeven betalen. Dat betekent dat het college ook slechts eenmaal aan haar het griffierecht dient te vergoeden.
16. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eisers 2 tot en met 5 gemaakte proceskosten. Eisers 1 hebben niet verzocht om een proceskostenvergoeding.
16.1.
De proceskosten van eisers 2 stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). De inhoud van de drie beroepschriften is identiek wat maakt dat 1 punt voor het indienen van de drie beroepschriften wordt toegekend.
16.2.
De proceskosten van eisers 3, 4 en 5 gezamenlijk stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). De beroepschriften zijn inhoudelijk gelijkluidend en de beroepen zijn op dezelfde zitting behandeld. De rechtbank zal de proceskostenveroordeling voor gelijke delen aan elk van de eisers toewijzen.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen van eisers 1 sub a, b, d tot en met q en s tot en met w in het beroep met zaaknummer 23/9344 WABOA niet-ontvankelijk;
  • verklaart de overige beroepen gegrond;
  • vernietigt de beslissingen op bezwaar én de op 27 juli 2023 verleende omgevingsvergunning;
  • draagt het college op binnen zes weken na verzending van de uitspraak nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers 1 te vergoeden;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres 2 te vergoeden;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers 3 te vergoeden;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres 4 te vergoeden;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres 5 te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres 2 tot een bedrag van € 1.750,-
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 3, 4 en 5 tot een bedrag van € 583,33 voor elk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 17 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2, eerste lid bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 3:2 bepaalt dat bij de voorbereiding van een besluit het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, bepaalt – voor zover hier relevant – dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en: indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan 2] ’
Artikel 24.2 bepaalt dat
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerst lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Voetnoten

1.Na de zitting heeft de rechtbank bericht ontvangen dat de gemachtigde van de VvE is gewijzigd.
2.Ook onder het Omgevingsplan [plaats 1] rust op het perceel de bestemming ‘Wonen’.
3.Op grond van het overgangsrecht mogen appartementen die al vóór 12 februari 2013 recreatief werden verhuurd en waarbij recreatieve verhuur tot op heden steeds is voorgezet -zonder permanente bewoning dan wel dat anderszins een onderbreking van langer dan een jaar heeft plaatsgevonden – recreatief aan derden worden verhuurd.
4.Uit de bijlage bij de toelichting van 5 april 2022 volgt dat de aanvraag niet ziet op de appartementen [straatnaam 1] [huisnummer 2] , [huisnummer 3] , [huisnummer 4] , [huisnummer 5] , [huisnummer 6] , [huisnummer 7] , [huisnummer 8] , [huisnummer 9] , [huisnummer 10] , [huisnummer 11] , [huisnummer 12] , [huisnummer 13] , [huisnummer 14] , [huisnummer 15] , [huisnummer 16] , en [huisnummer 17]
5.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:4264