ECLI:NL:RBZWB:2023:9109

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2602 en 23_2694 en 23_2700
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhavingsverzoeken door de rechtbank inzake de gemeente Veere

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 december 2023, worden drie beroepen van eisers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere beoordeeld. De beroepen zijn gericht tegen het niet tijdig nemen van beslissingen op handhavingsverzoeken die door eisers zijn ingediend. Het eerste beroep betreft het niet tijdig beslissen op 16 handhavingsverzoeken, het tweede beroep betreft het niet in behandeling nemen van 19 andere verzoeken, en het derde beroep betreft het niet in behandeling nemen van 9 handhavingsverzoeken. De rechtbank heeft de beroepen op zittingen op 5 oktober 2023 en 4 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte eisers niet als belanghebbenden heeft aangemerkt bij de ingediende handhavingsverzoeken. De rechtbank stelt vast dat eisers meerdere panden in eigendom hebben en dat zij in het verleden deze panden hebben verhuurd aan verblijfsrecreanten, wat in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De rechtbank concludeert dat eisers wel degelijk belanghebbenden zijn en dat het college een inhoudelijk besluit had moeten nemen op de verzoeken. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van het college van 18 april 2023 en 26 april 2023, waarbij eisers niet als belanghebbenden werden aangemerkt.

De rechtbank legt het college op om binnen 12 weken na de uitspraak alsnog besluiten te nemen op de handhavingsverzoeken 7 tot en met 34, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 3.348,-, en het griffierecht terugbetalen. De rechtbank benadrukt dat het college niet alleen tijdig moet beslissen, maar ook inhoudelijk moet ingaan op de handhavingsverzoeken van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/2602 GEMWT, 23/2694 GEMWT en 23/2700 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats 1] , eisers

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere , het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank een drietal beroepen van eisers. Het eerste beroep – met zaaknummer 23/2602 GEMWT – is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het college op 16 door eisers ingediende handhavingsverzoeken. Het tweede beroep – met zaaknummer 23/2694 GEMWT – is gericht tegen het niet in behandeling nemen van 19 andere handhavingsverzoeken van eisers omdat het college hen niet als belanghebbende aanmerkt. Het derde beroep – met zaaknummer 23/2700 GEMWT – ziet op het niet in behandeling nemen van 9 handhavingsverzoeken [1] omdat eisers ook bij deze verzoeken niet als belanghebbenden worden aangemerkt door het college.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 oktober 2023 en 4 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en [naam 1] en [naam 2] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht eisers niet als belanghebbende heeft aanmerkt bij de door hen ingediende handhavingsverzoeken. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Daarmee komt ook de vraag aan bod of sprake is van een beslistermijn als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en als dat het geval is of het college binnen de beslistermijn heeft besloten.
3. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaan deze beroepen over?
4. Eisers hebben meerdere percelen in [plaats 1] in eigendom. De panden aan de [adres 1] en aan de [adres 2] hebben zij – in ieder geval in het verleden – verhuurd aan verblijfsrecreanten, alhoewel het ter plekke geldende bestemmingsplan dat niet toestaat. [2] Eisers hebben op diverse momenten het college verzocht om handhavend op te treden bij andere panden in de gemeente Veere die – naar hun mening – in strijd met het vigerende bestemmingsplan worden verhuurd aan verblijfsrecreanten.
Het college heeft op een aantal van deze handhavingsverzoeken een inhoudelijk besluit genomen en voor het overgrote deel zich op het standpunt gesteld dat eisers niet (langer) concurrenten zijn van degenen tegen wie hun handhavingsverzoeken zijn gericht. Bij brieven van 18 april 2023 en 26 april 2023 heeft het college eisers medegedeeld de handhavingsverzoeken niet (langer) te zien als aanvragen omdat eisers geen belanghebbende zouden zijn. Eisers zijn het hier niet mee eens.
4.1.
Gelet op het aantal verzoeken en de inhoud van de verzoeken zou er verwarring kunnen ontstaan welk verzoek wanneer door eisers is ingediend.
De rechtbank heeft uit de dossiers het volgende overzicht [3] samengesteld:
Adres
Datum verzoek
Beroep [4]
1
[adres 3] [plaats 2]
20-07-2022
23/2602
2
[adres 4] [plaats 2]
20-07-2022
23/2602
3
[adres 5] [plaats 3]
22-07-2022
23/2602
4
[adres 6] [plaats 2]
26-07-2022
23/2602
5
[adres 7] te [plaats 3]
26-07-2022
23/2602
6
[adres 8] te [plaats 3]
26-07-2022
23/2602
7
[adres 9] te [plaats 3]
27-07-2022
23/2602 en 23/2700
8
[adres 10] te [plaats 4]
27-07-2022
23/2602 en 23/2700
9
[adres 11] te [plaats 1]
27-07-2022
23/2602 en 23/2700
10
[adres 12] te [plaats 5]
01-082022
23/2602 en 23/2700
11
[adres 13] te [plaats 3]
02-08-2022
23/2602 en 23/2700
12
[adres 14] te [plaats 3]
02-08-2022
23/2602 en 23/2700
13
[adres 15] te [plaats 3]
08-08-2022
23/2602 en 23/2700
14
[adres 16] te [plaats 6]
08-08-2022
23/2602 en 23/2700
15
[adres 17] te [plaats 7]
08-08-2022
23/2602 en 23/2700
16
[adres 18] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
17
[adres 19] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
18
[adres 20] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
19
[adres 21] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
20
[adres 22] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
21
[adres 23] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
22
[adres 24] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
23
[adres 25] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
24
[adres 26] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
25
[adres 27] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
26
[adres 28] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
27
[adres 29] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
28
[adres 30] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
29
[adres 31] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
30
[adres 32] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
31
[adres 33] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
32
[adres 34] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
33
[adres 35] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
34
[adres 36] te [plaats 5]
16-11-2022
23/2694
Wat heeft het college gedaan nadat de diverse verzoeken zijn binnengekomen?
5. De rechtbank leidt uit de stukken af dat het college de verzoeken van eisers in eerste instantie heeft opgevat als een aanvraag [5] .
Bij brief van 20 september 2022 heeft het college in de handhavingsverzoeken 1 tot en met 15 de beslistermijn verlengd [6] tot 1 juli 2023. Daarna is op een aantal van deze 15 verzoeken een inhoudelijk besluit genomen. Bij beslissing van 26 april 2024 heeft het college eisers vervolgens medegedeeld dat zij – voor de overige verzoeken – niet (langer) als belanghebbende worden aangemerkt.
Voor de verzoeken 16 tot en met 34 geldt dat het college de beslistermijn bij brief van 10 januari 2023 heeft verdaagd en vervolgens de beslistermijn bij brief van 9 februari 2023 heeft opgeschort in afwachting van stukken. Bij beslissing van 18 april 2024 heeft het college aan eisers medegedeeld dat zij bij deze verzoeken niet (langer) als belanghebbende worden aangemerkt.
5.1.
Per verzoek betekent dit het volgende:
Datum verzoek
Einde beslistermijn [7]
Brief aanpassing beslistermijn
Inhoudelijke beslissing
Beslissing na verzoek
1
20-07- 2022
16-09-2022
20-09-2022
29-09-2022
-
2
20-07- 2022
16-09-2022
20-09-2022
29-09-2022
-
3
22-07-2022
18-09-2022
20-09-2022
29-09-2022
-
4
26-07-022
20-09-2022
20-09-2022
29-09-2022
-
5
26-07-2022
20-09-2022
20-09-2022
29-09-2022
-
6
26-07-2022
20-09-2022
20-09-2022
28-02-2023
-
7
27-07-2022
21-09-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
8
27-07-2022
21-09-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
9
27-07-2022
21-09-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
10
01-08-2022
26-09-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
11
02-08-2022
27-09-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
12
02-08-2022
27-09-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
13
08-08-2022
03-10-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
14
08-08-2022
03-10-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
15
08-08-2022
03-10-2022
20-09-2022
-
26-04-2023
16
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
17
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
18
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
19
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
20
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
21
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
22
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
23
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
24
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
25
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
26
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
27
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
28
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
29
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
30
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
31
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
32
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
33
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
34
16-11-2022
11-01-2023
10-01-2023 en 9-02-2023
-
18-04-2023
Heeft het college in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat eisers geen belanghebbende zijn bij de door hen ingediende verzoeken ?
6. Eisers hebben aangevoerd dat het college hen ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt en daarmee samenhangend ook ten onrechte geen inhoudelijk besluit heeft genomen op de door hen ingediende handhavingsverzoeken. [8] Zij wijzen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2022:1979). In die zaak zag hun handhavingsverzoek weliswaar op de verhuur voor recreatief nachtverblijf van vier andere woningen in [plaats 5] , maar daar kwam de AbRS wel tot de conclusie dat niet uitgesloten was dat eisers rechtstreeks werden geraakt in hun concurrentiebelang door de verhuur van die woningen. In de voorliggende beroepen is sprake van vergelijkbare gevallen.
6.1.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in april 2023 geen sprake was van feitelijke en structurele recreatieve verhuur door eisers. Hierdoor kunnen zij niet als concurrenten worden gezien.
Het college stelt voorop dat de panden aan de [adres 9] en [adres 2] op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet recreatief mogen worden verhuurd. Toezichthouders hebben geconstateerd dat het pand aan de [adres 2] inmiddels niet meer recreatief wordt verhuurd. Voor het pand aan de [adres 1] geldt dat toezichthouders tijdens controles in de periode 27 februari 2023 tot en met 19 mei 2023 niet hebben kunnen vaststellen dat dit pand structureel recreatief werd verhuurd. Hieruit heeft het college de conclusie getrokken dat geen sprake is van feitelijke bedrijfsactiviteiten.
Eisers zijn vervolgens door het college verzocht om aan te tonen dat sprake is van feitelijke recreatieve verhuur in het pand. De drie door eisers overgelegde reserveringen hadden betrekking op verhuur in september en niet op verhuur op de korte termijn. Van het aanbod van eisers om de verhuuradministratie in te komen zien, heeft het college geen gebruik gemaakt. Het is aan eisers is om deze stukken te overleggen. Dat zij dit niet hebben gedaan wijst er naar de opvatting van het college op dat er in het geheel geen contracten waren.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat eisers geen belanghebbende zijn bij ingediende handhavingsverzoeken. Dit zijn ze naar het oordeel van de rechtbank wel. De beroepen met de zaaknummers 23/2694 GEMWT en 23/2700 GEMWT zijn gegrond.
Het kan het college niet ontgaan zijn – en dat is het ook niet – dat eisers geruime tijd actief zijn met de verhuur van (delen van) in hun eigendom zijnde woningen, dan wel een zogenaamde “zomerwoning” voor recreatief gebruik. Die woningen zijn alle gelegen in de gemeente [plaats 5] en meer in het bijzonder in [plaats 1] . Daarover zijn verschillende (handhaving)procedures gevoerd.
Dat alleen maakt eisers in beginsel belanghebbend bij de door hen gedane verzoeken om handhaving, nu de adressen waarvoor zij het college om handhaving hebben verzocht alle binnen de gemeente zijn gelegen en voor recreanten die een woning wensen te reserveren een alternatief kunnen zijn voor het aanbod dat eisers kennelijk doen. Of de activiteiten van eiseres met hun eigen woningen toegelaten zijn, doet voor dat belang in eerste instantie niet ter zake. Ook doet niet ter zake of – als eisers hun woningen recreatief verhuren – het college daartegen handhavend kan optreden.
Eisers hebben het college desgevraagd bewijs aangeboden van hun feitelijke activiteiten en aanvullend het aanbod gedaan dat het college hun verhuuradministratie mag inzien. Het college heeft er voor gekozen dit niet te onderzoeken en stelt dat het niet tot de taak van verweerder hoort om in het kader van deze verzoeken die administratie te onderzoeken.
Dat het college eisers op 21 februari 2023 heeft verzocht de bewijsstukken van recreatieve verhuur voor komend seizoen te overleggen, kan niet leiden tot het oordeel dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan en informatie heeft vergaard om in weerwil van hetgeen eisers hebben gesteld en aangeboden te bewijzen, tot de conclusie te komen dat eisers geen belanghebbende bij de verzoeken zijn. De controles van de toezichthouder waarnaar het college verwijst, zijn uitgevoerd in het laagseizoen. Dat in het laagseizoen geen of minder verhuuractiviteiten plaatsvinden acht de rechtbank niet onaannemelijk.
Wat betekent het belanghebbende zijn van eisers voor het beroep niet tijdig beslissen dat ziet op de handhavingsverzoeken 1 tot en met 15 [9] ?
7. Eisers hebben – vanwege het uitblijven van een besluit op hun handhavingsverzoeken – een beroep niet tijdig beslissen ingediend. [10] Zij hebben het college bij brief van 26 september 2022 in gebreke gesteld. Eisers hebben naar aanleiding van de nieuwe beslistermijn niet alleen geprobeerd daartegen bezwaar [11] te maken maar hebben ook in andere brieven aangevoerd dat het verlengen van de beslistermijn tot 1 juli 2023 onredelijk is. Zij hebben er daarbij op gewezen dat de argumenten die het college aan de verdaging ten grondslag heeft gelegd niet overtuigend en terzake doend zijn.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college op de handhavingsverzoeken 1 tot en met 5 tijdig heeft besloten. Omdat het beroep tegen het veronderstelde niet tijdig beslissen op de handhavingsverzoeken 1 tot en met 6 werd ingediend op 19 april 2023, nadat al een beslissing op de verzoeken was genomen, is voor die handhavingsverzoeken artikel 6:20, derde lid van de Awb niet van toepassing.
Voor handhavingsverzoek 6 betreft, gaat de rechtbank ervan uit dat het beroep erop is gericht vast te stellen of er al dan niet tijdig is beslist en daarbij vast te stellen welke dwangsom wegens het niet tijdig beslissen verschuldigd is.
7.2.
Aangezien eisers belanghebbende zijn bij hun verzoeken tot handhavend optreden, had het college een inhoudelijk besluit op de verzoeken moeten nemen. De beslistermijn hiervoor bedraagt op grond van artikel 4:13 van de Awb normaliter 8 weken. Tussen partijen is niet in geschil dat het college binnen de 8 weken termijn voor alle ingediende handhavingsverzoeken geen inhoudelijke beslissing heeft genomen.
7.2.1.
Eisers hebben het college voor de handhavingsverzoeken 1 tot en met 15 bij brief van 26 september 2022 in gebreke gesteld. Op de handhavingsverzoeken 6 tot en met 15 heeft het college niet tijdig besloten en is per handhavingsverzoek een maximale bestuurlijke dwangsom verschuldigd. Dit maakt dat het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT gegrond voor zover het de handhavingsverzoeken 6 tot en met 15 betreft.
7.2.2.
De rechtbank stelt vast dat het college in het geval van de handhavingsverzoeken 1 tot en met 5 binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit heeft genomen. Het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT is voor zover dit ziet op de handhavingsverzoeken 1 tot en met 5 ongegrond. Eisers hebben in deze gevallen geen recht op een bestuurlijke dwangsom wegens niet tijdig beslissen.
7.2.3.
De rechtbank stelt vast dat het college op handhavingsverzoek 6 op 28 februari 2023 een besluit heeft genomen. Dit is niet binnen twee weken na de in gebreke stelling van eisers, maar het college heeft bij brief van 20 september 2022 – de laatste dag van de beslistermijn – een nieuwe beslistermijn bepaald tot uiterlijk 1 juli 2023.
Met eisers is de rechtbank van oordeel dat deze nieuwe beslistermijn – die ruim 9 maanden bedraagt – onredelijk lang is. Zeker nu niet inhoudelijk is gemotiveerd waarom het college in dit specifieke geval zoveel meer tijd nodig heeft. Het ontbreken van ambtelijke capaciteit is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen toereikende reden. Zeker niet nu ter zitting door de gemachtigden van het college is gesteld dat op een aantal van de verzoeken vrij snel een beslissing kan worden genomen omdat de daarvoor noodzakelijke gegevens wel bekend zijn.
In dit specifieke geval heeft het college 5 maanden na het verstrijken van de beslistermijn alsnog een besluit genomen. Ook dit is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een redelijke nieuwe beslistermijn. Het college is een bestuurlijke dwangsom verschuldigd wegens het niet tijdig beslissen. De maximale termijn van 42 dagen is verstreken, zodat het maximum van € 1442,- door het college is verbeurd.
7.3.
Tot slot stelt de rechtbank voor de verzoeken 7 tot en met 15 vast dat het college op deze verzoeken (nog) geen beslissing heeft genomen. Bij beslissing van 26 april 2023 – gelijk te stellen met een besluit – heeft het college eisers medegedeeld dat zij niet (langer) als belanghebbende worden aangemerkt bij de handhavingsverzoeken. Ook deze beslissing is genomen ruimschoots na het verstrijken van de beslistermijn.
Dit maakt dat het college ook bij de handhavingsverzoeken 7 tot en met 15 een bestuurlijke dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen. Voor ieder van 9 handhavingsverzoeken geldt dat de maximale termijn van 42 dagen is verstreken, zodat ook hier het maximale dwangsombedrag door het college is verbeurd.
7.4.
Samengevat betekent dit voor de handhavingsverzoeken 1 tot en met 15 het volgende:
Datum verzoek
Einde beslistermijn [12]
Datum ingebrekestelling
Beslissing na verzoek
Conclusie
1
20-07-2022
16-09-2022
26-09-2022
29-09-2022
Tijdig, geen dwangsom verschuldigd
2
20-07-2022
16-09-2022
26-09-2022
29-09-2022
Tijdig, geen dwangsom verschuldigd
3
22-07-2022
18-09-2022
26-09-2022
29-09-2022
Tijdig, geen dwangsom verschuldigd
4
26-07-2022
20-09-2022
26-09-2022
29-09-2022
Tijdig, geen dwangsom verschuldigd
5
26-07-2022
20-09-2022
26-09-2022
29-09-2022
Tijdig, geen dwangsom verschuldigd
6
26-07-2022
20-07-2022
26-09-2022
28-02-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
7
27-07-2022
21-09-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
8
27-07-2022
21-09-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
9
27-07-2022
21-09-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
10
01-08-2022
26-09-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
11
02-08-2022
27-09-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
12
02-08-2022
27-09-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
13
08-08-2022
03-10-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
14
08-08-2022
03-10-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
15
08-08-2022
03-10-2022
26-09-2022
26-04-2023
Niet tijdig, dwangsom:
€ 1442 verbeurd
Wat betekent dit voor de handhavingsverzoeken van eisers waarop nog niet inhoudelijk is beslist?
8. De rechtbank stelt vast dat het college in de handhavingsverzoeken 7 tot en met 34 nog geen inhoudelijk besluit heeft genomen. [13] De rechtbank bepaalt dat het college dit alsnog moet doen. Het college moet dit doen uiterlijk binnen 12 weken na het verzenden van deze uitspraak. De rechtbank betrekt hierbij dat het gaat om een behoorlijk aantal verzoeken waarbij – in ieder geval bij een aantal van die zaken – mogelijk zeer ingewikkeld overgangsrecht aan de orde kan zijn. De rechtbank ziet aanleiding hieraan een dwangsom te koppelen. Het college moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag waarmee de door de rechtbank bepaalde beslistermijn van 12 weken wordt overschreden door het college. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-. De rechtbank overweegt hierbij dat de dwangsom geldt voor het totaal van alle nog te nemen besluiten.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep in de zaak 23/2602 GEMWT voor zover dit ziet op de handhavingsverzoeken 1 tot en met 5 is ongegrond. Op deze verzoeken is door het college tijdig besloten, er is geen dwangsom verschuldigd en het beroep is niet (tevens) gericht tegen de op de verzoeken genomen beslissingen.
Het beroep in de zaak 23/2602 GEMWT voor zover dit ziet op handhavingsverzoek 6 is gegrond. Op dit verzoek is niet tijdig besloten en hierdoor heeft het college een bestuurlijke dwangsom verbeurt. Het college heeft op 28 februari 2023 een besluit genomen waartegen eisers geen rechtsmiddelen hebben aangewend. [14] Ook dit beroep is niet (tevens) gericht tegen dat op het handhavingsverzoek genomen beslissing.
Voor zover het de handhavingszaken 7 tot en met 15 betreft is het beroep in de zaak 23/2602 GEMWT gegrond. Op deze verzoeken is door het college niet tijdig beslist en is het voor ieder verzoek een bestuurlijke dwangsom verschuldigd. Op 26 april 2023 heeft het college op deze verzoeken beslist door aan te geven dat het eisers niet als belanghebbenden aanmerkt. Nu het beroep gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid van de Awb tevens ziet op de beslissingen die na indiening van het beroep zijn genomen is er aanleiding om te oordelen dat, nu eisers wel zijn aan te merken als belanghebbenden, deze beslissingen moeten worden vernietigd en dat het college een inhoudelijk besluit moet nemen op de verzoeken 7 tot en 15. Hiervoor krijgt het college 12 weken de tijd en wordt aan het college een dwangsom opgelegd.
10. Het beroep in de zaak 23/2694 GEMWT – dat ziet op de handhavingsverzoeken 16 tot en met 34 – is gegrond. Op 18 april 2023 heeft het college op deze verzoeken beslist door aan te geven dat het eisers niet als belanghebbenden aanmerkt. Nu eisers wel zijn aan te merken als belanghebbenden, dient deze beslissing te worden vernietigd en dient het college een inhoudelijk besluit te nemen op de verzoeken 16 tot en met 34. Hiervoor krijgt het college 12 weken de tijd en wordt aan het college een dwangsom opgelegd.
11. Het beroep in de zaak 23/2700 GEMWT is eveneens gegrond. Ook in dit beroep ging het om de beslissing van 26 april 2023 waarbij het college heeft aangegeven eisers niet als belanghebbende aan te merken bij de handhavingsverzoeken 7 tot en met 15. De conclusie en gevolgen voor deze beslissing zijn terug te vinden onder rechtsoverweging 9. [15]
12. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college aan eisers het griffierecht vergoeden en krijgen zij ook een vergoeding van hun proceskosten. De terugbetaling van griffierecht zal de rechtbank beperken tot de zaken met de nummers 23/2602 en 23/2694. Omdat alle handhavingsverzoeken die betrokken zijn in de procedure met nummer 23/2700 gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid van de Awb al onderwerp zijn van de inhoudelijke beoordeling die in de zaak met nummer 26/2602 heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank bepalen dat de griffier het in de zaak 23/2700 betaalde griffierecht terugbetaalt. Omdat het beroep met nummer 23/2700 om dezelfde reden onnodig is ingesteld, zal de rechtbank geen proceskosten toekennen voor de door gemachtigde van eisers in die zaken verrichte proceshandelingen.
Het college moet de kosten betalen. De vergoeding wordt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 3.348,- (2 punten voor het indienen van twee beroepschriften en 2 punten [16] voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT, voor zover dit ziet op de handhavingsverzoeken 1 tot en met 5, ongegrond;
  • verklaart het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT voor zover dit ziet op handhavingsverzoek 6 gegrond;
  • verklaart het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT voor zover dit ziet op de handhavingsverzoeken 7 tot en met 15 gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit in het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT;
  • stelt de door het college te betalen dwangsommen wegens niet tijdig beslissen in de 10 handhavingsverzoeken in het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT vast op totaal € 14.420,-
  • verklaart de beroepen met zaaknummer 23/2694 GEMWT en 23/2700 GEMWT gegrond;
  • vernietigt de, met een besluit gelijk te stellen, beslissingen van het college van 18 april 2023 en 26 april 2023;
  • draagt het college op binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak alsnog de besluiten op de handhavingsverzoeken 7 tot en met 34 bekend te maken;
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 3348,- aan proceskosten aan eisers;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van in totaal € 368,- aan eisers moet vergoeden
  • bepaalt dat de griffier aan eisers de gemachtigde het griffierecht in de zaak 23/2700 van € 184,- terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 20 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Het gaat hier om een deel van de 16 verzoeken uit het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT.
2.Het college heeft voor het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] geweigerd een omgevingsvergunning strijdig gebruik – om recreatieve verhuur te legaliseren – te verlenen.
3.Ter zitting hebben eisers aangegeven dat hun verzoek niet (langer) ziet op de [adres 37] te [plaats 5] . Dit adres zal de rechtbank daarom ook buiten haar beoordeling laten.
4.In deze kolom is terug te lezen in welk beroep of beroepen een adres aan de orde komt.
5.Artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen.
6.De rechtbank heeft bergrepen dat dit moet worden gezien als een kennisgeving van een nieuwe termijn als bedoeld in artikel 4:14, derde lid van de Awb. Dit artikel bepaalt dat indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen 8 weken kan worden gegeven, het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mededeelt en daarbij een redelijke termijn noemt binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
7.Dit is de 8-weken termijn als bedoeld in artikel 4:13 van de Awb.
8.Dit zijn de beroepen met zaaknummers 23/2694 GEMWT en 23/2700 GEMWT
9.In de eerste tabel onder rechtsoverweging 4.1 is per handhavingsverzoek terug te vinden welk nummer en welk adres dit betreft.
10.Dit is het beroep met zaaknummer 23/2602 GEMWT
11.Het college heeft het bezwaar tegen de nieuwe beslistermijn niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar is door de rechtbank ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBZWB:2023:7444).
12.Dit is de 8-weken termijn als bedoeld in artikel 4:13, tweede lid, van de Awb.
13.Eisers hebben tegen het niet tijdig beslissen op de verzoeken 16 tot en met 34 geen beroep niet tijdig beslissen ingesteld en ook heeft de rechtbank in dat dossier geen ingebrekestelling aangetroffen. Het beroep met zaaknummer 23/9694 GEMWT dat betrekking heeft op deze handhavingsverzoeken is gegrond. Dat betekent dat eisers ook als belanghebbende bij de handhavingsverzoeken 16 tot en met 34 moeten worden gezien en het college dient ook op deze verzoeken inhoudelijk te beslissen.
14.Het college heeft op 28 februari 2023 – ruimschoots voor het indienen van het beroepschrift op 19 april 2023 – een inhoudelijk besluit genomen op dit handhavingsverzoek.
15.Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb is de rechtbank in het beroep in de zaak 23/2602 – vanwege het niet tijdig beslissen al toegekomen aan een beoordeling van de beslissing van 26 april 2023.
16.Er heeft zowel een zitting op 5 oktober 2023 als op 4 december 2023 een zitting plaatsgevonden in deze beroepen.
17.In de tabel onder rechtsoverweging 7.2 is terug te vinden in welke gevallen een dwangsom is verbeurd. Dit is het totaalbedrag van die verbeurde dwangsommen.