Uitspraak
1.De procedure
2.Het standpunt van de officier van justitie
3.Het standpunt van de verdediging
4.Het oordeel van de rechtbank
.
5.De wettelijke voorschriften
6.De beslissing
€ 16.380,=.
nihil.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot afpersing van een slachtoffer, samen met een medeverdachte. De politie heeft ingegrepen voordat de afpersing kon plaatsvinden. De rechtbank kon echter niet vaststellen dat de verdachte het slachtoffer van zijn vrijheid had beroofd, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de verdachte handelde in vuurwapens en dat er een drugslaboratorium op zijn terrein was aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden.
Daarnaast werd er een bedrag van € 16.380,= aangetroffen, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit bedrag afkomstig was van de grootschalige productie van cocaïne op het terrein van de verdachte. De officier van justitie had ontneming van dit bedrag gevorderd, maar de verdediging voerde aan dat het geld niet volledig wederrechtelijk verkregen was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het geld als wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden aangemerkt en heeft het bedrag verbeurd verklaard. Uiteindelijk heeft de rechtbank de betalingsverplichting op nihil gesteld, omdat het bedrag al was verbeurd verklaard in de hoofdzaak.
De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de betalingsverplichting, die op nihil is vastgesteld.