ECLI:NL:RBZWB:2024:3162

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23-029972
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en teruggave van inbeslaggenomen voertuig in strafzaak

Op 16 april 2024 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W. van Nunen, verzocht om opheffing van het beslag op zijn Fiat 500, die in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. De klager stelde dat hij de eigenaar was van het voertuig en dat het belang van de strafvordering niet langer vorderde, aangezien de verdenking betrekking had op het rijden zonder rijbewijs door een ander. De officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, steunde het verzoek van de klager en stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank volgde de conclusie van de officier van justitie en oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat iemand anders dan de klager als rechthebbende op de Fiat 500 moest worden beschouwd. Gelet op de omstandigheden en de toelichting van de officier van justitie, verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Fiat 500 aan de klager. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-029972
datum : 16 april 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de klager] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. W. van Nunen, advocaat te Breda (Stationslaan 1a2, 4815 GW Breda),
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 november 2023 onder [naam] in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [naam] in beslag is genomen: [een zwarte Fiat 500 voorzien van het [kenteken] (hierna: de Fiat 500);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 4 december 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • de conclusie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en mr. W. van Nunen als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De beslagene [naam] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager stelt eigenaar te zijn van de onder zijn vriend
[naam] inbeslaggenomen Fiat 500 met [kenteken]. Klager meent dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet (langer) vordert. De verdenking ziet op het rijden zonder rijbewijs door een ander dan klager. Bovendien acht hij het hoogst onwaarschijnlijk dat later een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voertuig zal volgen. Klager is rechthebbende is, was te goeder trouw in het uitlenen van zijn voertuig aan beslagene en de verhouding van de waarde van het voertuig en het strafbare feit is onevenredig. Klager heeft een zwaarwegend belang bij teruggave van het voertuig aan hem, nu hij dit nodig heeft om zich te verplaatsen van en naar zijn werk.
In afwijking van de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie heeft de officier van justitie zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de Fiat 500 teruggegeven kan worden aan klager, nu er thans geen strafvorderlijk belang meer bestaat bij voortduring van het beslag. Beslagene [naam] heeft voor het feit waarvoor de Fiat 500 in beslag is genomen een mini proces-verbaal gekregen. Een separate vordering voor een verbeurdverklaring is niet mogelijk.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Dit betekent het volgende. Als het Openbaar Ministerie zich op het standpunt stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, dan moet de rechter ervan uitgaan dat het standpunt juist is.
Gelet op de toelichting van de officier van justitie in raadkamer bestaat er geen strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag. De rechtbank is niet gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende op de Fiat 500 is aan te merken. Zij zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook gegrond verklaren en de teruggave van de Fiat 500 aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Fiat 500 voorzien van [kenteken] aan klager.
Deze beslissing is op 16 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).