Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 2000 en vertegenwoordigd door mr. T. Roggenkamp, verzocht om opheffing van het beslag op zijn inbeslaggenomen blauwe Samsung Galaxy telefoon. De klager stelde dat hij eigenaar was van de telefoon en dat deze belangrijke applicaties bevatte, zoals DigiD en internetbankieren, die hij nodig had voor zijn dagelijkse zaken. De officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, verzet zich echter tegen de teruggave van de telefoon, verwijzend naar de drugsgerelateerde gesprekken die op de telefoon zijn aangetroffen en het risico dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de telefoon zal bevelen.
De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank stelde vast dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoon, omdat deze mogelijk kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de telefoon zal bevelen, gezien de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de aanhouding van de klager op verdenking van overtreding van de Opiumwet en de aangetroffen gripzakjes met hennep en hasj.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de telefoon blijft bestaan. Deze beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.