Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-028662
datum : 16 april 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 2002,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal (Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal),
hierna te noemen: de klaagster.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 mei 2023 onder [naam] in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [naam] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Chevrolet voorzien van [kenteken] (hierna: de Chevrolet);
- het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 17 november 2023 ter griffie van deze rechtbank;
- de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. E.E. de Feijter, klaagster en mr. T. Roggenkamp als raadsman van klaagster.
Beslagene [naam] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de onder haar partner
[naam] inbeslaggenomen Chevrolet. Klaagster heeft een zwaarwegend belang bij teruggave van het voertuig aan haar nu zij een voertuig nodig heeft voor dagelijks gebruik en geen ander vervoersmiddel heeft om zichzelf te verplaatsen. Klaagster had geen wetenschap van het feit dat haar voertuig door iemand werd bestuurd zonder daartoe bevoegd te zijn.
Klaagster heeft in raadkamer aangevoerd dat de Chevrolet weliswaar op naam van haar partner staat, maar dat zij de eigenaar van het voertuig is. Zij heeft de auto voor een bedrag van € 2.600,00 op Marktplaats gekocht en betaalde ook verder alle kosten. De auto stond ook eerst op haar naam. Zij heeft de Chevrolet op naam van haar partner gezet, omdat zij destijds ook nog een andere auto had. Haar partner zou dan de Chevrolet kunnen gebruiken. Klaagster wist op dat moment niet dat haar partner geen rijbewijs had. Zij heeft de Chevrolet deels contant en deels via haar Rabobank rekening betaald. Zij kan dit in raadkamer niet aantonen, omdat ze wel haar telefoon bij zich heeft, maar daarop geen Rabobank app heeft. Klaagster heeft pas in november 2023 een klaagschrift ingediend, omdat haar partner toen beschikte over een rijbewijs.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat klaagster vijf dagen voor de inbeslagname van de Chevrolet erachter kwam dat haar partner niet beschikte over een rijbewijs. Zij wilde toen direct de Chevrolet laten overschrijven op haar naam. De overschrijving is feitelijk nog niet gebeurd, maar klaagster heeft wel vanaf 23 mei 2023 de verzekeringspremie betaald. De raadsman meent dat klaagster vanaf dat moment als enige echte eigenaar van de Chevrolet kan gelden. Voor die datum waren zowel klaagster als haar partner eigenaar van de Chevrolet. Op 28 mei 2023 is de Chevrolet onder de partner van klaagster inbeslaggenomen wegens verdenking van het rijden zonder geldig rijbewijs. Hij is buiten medeweten van klaagster in de Chevrolet gaan rijden. Klaagster acht het dan ook niet gerechtvaardigd dat de Chevrolet van haar wordt afgepakt. Bovendien bestaat er geen recidiverisico meer nu de partner van klaagster sinds november 2023 zijn rijbewijs heeft en nadien ook geen strafbare feiten meer heeft begaan. De raadsman meent dat het dan ook hoogst onwaarschijnlijk is dat de Chevrolet later verbeurdverklaard zal worden, te meer gelet op de persoonlijke omstandigheden van klaagster.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat klaagster eigenaar is van de Chevrolet. Dat klaagster vijf dagen voor de inbeslagname van de Chevrolet de verzekeringspremie betaalde, doet daar niet aan af en ook de stelling dat klaagster de Chevrolet heeft betaald is verder niet onderbouwd. Wel kan worden vastgesteld dat de partner van klaagster vanaf 10 april 2023 de kentekenhouder van de Chevrolet was en het voertuig ook gebruikte. Voorst acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat later een verbeurdverklaring van de Chevrolet zal volgen, gelet op de eerdere veroordelingen van de partner van klaagster wegens het rijden zonder geldig rijbewijs.
2.De beoordeling
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Uit de voorhanden zijnde stukken begrijpt de rechtbank dat de Chevrolet inmiddels is vervreemd voor een bedrag van € 666,00, zodat het klaagschrift thans ziet op voornoemd geldbedrag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
In dit geval is klaagster een ander dan degene onder wie de auto in beslag is genomen en tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zicht richt. Klaagster stelt rechthebbende te zijn en klaagt over voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. De rechtbank is echter van oordeel dat klaagster niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De voorafgaand aan en ook in de raadkamer niet met stukken onderbouwde stelling dat klaagster de Chevrolet heeft gekocht, is daarvoor onvoldoende. Datzelfde geldt voor het betalen van de maandelijkse verzekeringspremie sinds 23 mei 2023. Op basis van de voorhanden zijnde stukken stelt de rechtbank vast dat de Chevrolet sinds 10 april 2023 op naam van [naam] staat en dat hij op 28 mei 2023 ook de feitelijk gebruiker van de Chevrolet was. Niet klaagster, maar alleen beslagene moet redelijkerwijs als rechthebbende worden aangemerkt. Alleen al om die reden zal het klaagschrift ongegrond worden verklaard.
3.De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).