Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, een inwoner van België, had op 8 maart 2022 een Audi Q5 in beslag laten nemen door de autoriteiten. Hij stelde eigenaar te zijn van het voertuig, dat hij op 10 november 2020 had gekocht bij een takelbedrijf in België. De klager verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de Audi Q5.
Tijdens de zitting in raadkamer werd de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, gehoord. De officier stelde dat de Audi Q5 teruggegeven kon worden aan de klager, aangezien hij als rechthebbende kon worden aangemerkt. Dit werd ondersteund door informatie uit het Schengen signaleringssysteem, waaruit bleek dat de Audi Q5 sinds 2 januari 2014 als gestolen geregistreerd stond in Italië, maar dat deze registratie op 2 januari 2024 was beëindigd. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang meer was voor het voortduren van het beslag.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat de klager ontvankelijk was. Gezien de toelichting van de officier van justitie en de omstandigheden rondom de registratie van de Audi Q5, verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond. De rechtbank gelastte de teruggave van de Audi Q5 aan de klager, aangezien er geen andere rechthebbende was aangemerkt. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.