ECLI:NL:RBZWB:2024:3152

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
23/12455
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op 16 maart 2023, en het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 9 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank constateert dat eiseres eerder een aanvraag voor algemene bijstand had ingediend, die op 8 november 2022 was ingetrokken vanwege te veel vermogen. Eiseres diende op 9 maart 2023 een aanvraag voor bijzondere bijstand in, die betrekking had op kosten voor rechtsbijstand en griffierecht. Het college heeft deze aanvraag afgewezen omdat de nota's niet tijdig waren ingediend. Eiseres voerde aan dat zij de aanvraag niet eerder kon indienen omdat zij de Nederlandse taal niet goed beheerst en de tolk al weg was.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er geen noodzaak is om een uitkering algemene bijstand te ontvangen voordat iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De rechtbank concludeert dat eiseres de aanvraag bijzondere bijstand had kunnen indienen in de periode dat de kosten zich voordeden. Bovendien zijn de omstandigheden die eiseres aanvoert, zoals het vergeten om de aanvraag in te dienen, niet voldoende om te spreken van zeer bijzondere omstandigheden die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/12455 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het college

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 16 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 november 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Bij besluit van 8 november 2022 is de algemene bijstand van eiseres ingetrokken per 1 november 2022, omdat zij teveel vermogen had. Zij heeft tegen dat besluit bezwaar ingediend. Op 2 februari 2023 heeft zij opnieuw een aanvraag algemene bijstand ingediend, omdat zij tot 6 februari 2023 moest interen op haar vermogen. Bij besluit van 24 februari 2023 is algemene bijstand toegekend vanaf 6 februari 2023. Vervolgens is bij besluit van 15 mei 2023 het bezwaar tegen de eerdere intrekking gegrond verklaard, en is de algemene bijstand alsnog toegekend voor de periode 1 november 2022 tot 6 februari 2023. Daarmee heeft eiseres, achteraf gezien, de gehele periode (voor zover hier van belang) recht op algemene bijstand gehad.
3. Op 9 maart 2023 heeft eiseres de aanvraag bijzondere bijstand ingediend waar het bestreden besluit op ziet. Het gaat om vier nota’s van toevoegingen voor rechtsbijstand in de periode 18 november 2022 tot en met 5 januari 2023, en een nota griffierecht met datum 10 januari 2023. De aanvraag is afgewezen in het besluit van 16 maart 2022 omdat de nota’s niet tijdig zijn ingediend. Na indiening van bezwaar heeft op 11 november 2023 een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij eiseres aangaf dat zij de aanvraag niet eerder had ingediend omdat zij dit vergeten was, zij de Nederlandse taal niet goed beheerst en de tolk al weg was. Bij het bestreden besluit van 16 november 2023 is het college bij de afwijzing gebleven. Er is geen reden om af te wijken van de regels inzake het tijdig indienen van nota’s, omdat het feit dat eiseres het vergeten is en de taal niet goed beheerst geen bijzondere omstandigheden zijn.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Moest eiseres de aanvraag eerder indienen?
6. Eiseres voert aan dat de aanvraag niet te laat is ingediend, omdat dit pas redelijkerwijs mogelijk was toen de beslissing op bezwaar van 15 mei 2023 bekend werd gemaakt. Vóór die beslissing op bezwaar gold het besluit van de intrekking van 8 november 2022 vanwege teveel vermogen, en de nota’s zien op die periode. Zonder algemene bijstand kwam eiseres ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, zoals blijkt uit artikel 2 en 7 van de Beleidsregels van de gemeente Breda (de Beleidsregels). [1] Daarom kon niet worden verwacht van eiseres dat zij de aanvraag indiende toen de kosten zich voordeden. Eiseres doet hiermee een beroep op de hardheidsclausule van artikel 26 van de Beleidsregels.
7. Uit artikel 35, eerste lid, van de PW [2] blijkt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand als zij niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat kosten die gemaakt zijn vóór de aanvraag bijzondere bijstand in beginsel niet in aanmerking voor bijstandsverlening. [3] Met de hiervoor genoemde Beleidsregels heeft de gemeente Breda alsnog een mogelijkheid gecreëerd om in bepaalde gevallen toch bijzondere bijstand toe te kennen. Dit heet buitenwettelijk begunstigend beleid. Omdat deze beleidsregels van de gemeente minder streng zijn dan de wet voorschrijft, toetst de rechtbank alleen of zij deze beleidsregels op consistente wijze toepast. [4]
8. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Allereerst blijkt uit artikel 35, eerste lid, van de PW dat er geen noodzaak is om een uitkering algemene bijstand te ontvangen voordat iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Dit kan ook niet worden afgeleid uit artikel 2 en 7 van de Beleidsregels. De intrekking van het recht op bijstand bij het besluit van 8 november 2022 had dan ook geen invloed op de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen. De rechtbank is daarom met het college van oordeel dat eiseres de aanvraag bijzondere bijstand had kunnen indienen in de periode dat de kosten zich voordeden.
9. Daarnaast heeft het college op juiste wijze getoetst aan het beleid. Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels komen kosten die zijn gemaakt vóór de aanvraag niet in aanmerking voor bijstandsverlening. Artikel 3 van de Beleidsregels kent twee uitzonderingen op die regel. Namelijk als de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet eerder kon indienen (artikel 3, aanhef en onder a, van de Beleidsregels) en indien er andere bijzondere omstandigheden zijn (artikel 3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels). Daaraan verbindt zij wel de voorwaarde dat de factuur uiterlijk twee weken na ontvangst is ingediend (artikel 3, aanhef en onder c, van de Beleidsregels). Het college heeft de uitzondering van toepassing geacht dat eiseres redelijkerwijs de nota’s niet eerder kon indienen. Maar daarbij heeft zij er terecht op gewezen dat de termijn van twee weken overschreden is. De meest recente nota (van het griffierecht) is namelijk van 10 januari 2023 en de aanvraag is van 9 maart 2023. Omdat een nota van de toevoeging inzake rechtsbijstand vaak eerder wordt afgegeven dan de toevoeging zelf, begint de termijn van twee weken in die gevallen volgens een interne werkafspraak te lopen na de afgifte van de toevoeging. De meest recente toevoeging is van 5 januari 2023 en daarom zijn deze nota’s ook niet binnen twee weken ingediend. Het college heeft dan ook terecht geconcludeerd dat niet werd voldaan aan de beleidsregels voor het indienen van een aanvraag bijzondere bijstand nadat de kosten zich hebben voorgedaan.
10. Tot slot heeft eiseres een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 26 van de Beleidsregels. Daarin staat dat het college in zeer bijzondere gevallen ten gunste van aanvrager gemotiveerd kan afwijken van de bepalingen in de regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid. Het college heeft daarover in het bestreden besluit niet ten onrechte overwogen dat hier geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. De rechtbank is met het college van oordeel dat het vergeten om eerder een aanvraag in te dienen of de taal niet goed beheersen geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die ertoe moeten leiden dat afgeweken moet worden van de Beleidsregels. Deze omstandigheden hebben eiseres immers in het verleden er ook niet van weerhouden om aanvragen in te dienen. Eiseres heeft overigens ook niet onderbouwd waarom dit wel zeer bijzondere omstandigheden zijn. Voor zover eiseres stelt dat het besluit van 15 mei 2023, waarbij zij opnieuw recht op bijstand kreeg over de periode waarop de nota’s betrekking hebben, een zeer bijzondere omstandigheid is kan de rechtbank dit niet volgen. Het feit dat eiseres een besluit tot intrekking van de algemene bijstand had ontvangen en daartegen bezwaar had gemaakt maakt immers niet dat zij geen aanvraag bijzondere bijstand kon doen, indien zij van mening was dat zij daar recht op had. Bovendien heeft zij daadwerkelijk vóór het besluit van 15 mei 2023, namelijk op 9 maart 2023, de bewuste aanvraag om aanvullende bijstand ingediend. Dat eiseres het vergeten was eerder in te dienen, zoals blijkt uit de hoorzitting, is terecht niet aangemerkt als een zeer bijzondere omstandigheid. De stelling dat van haar niet gevergd kon worden om eerder dan het besluit van 15 mei 2023 die aanvraag te doen kan om die redenen dan ook niet worden gevolgd. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvraag bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Vermunt, griffier op 15 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent bijzondere bijstand en regelingen (Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020), https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR641844.
2.Participatiewet.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:706.
4.CRvB 7 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1918.