In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op 16 maart 2023, en het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 9 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
De rechtbank constateert dat eiseres eerder een aanvraag voor algemene bijstand had ingediend, die op 8 november 2022 was ingetrokken vanwege te veel vermogen. Eiseres diende op 9 maart 2023 een aanvraag voor bijzondere bijstand in, die betrekking had op kosten voor rechtsbijstand en griffierecht. Het college heeft deze aanvraag afgewezen omdat de nota's niet tijdig waren ingediend. Eiseres voerde aan dat zij de aanvraag niet eerder kon indienen omdat zij de Nederlandse taal niet goed beheerst en de tolk al weg was.
De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er geen noodzaak is om een uitkering algemene bijstand te ontvangen voordat iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De rechtbank concludeert dat eiseres de aanvraag bijzondere bijstand had kunnen indienen in de periode dat de kosten zich voordeden. Bovendien zijn de omstandigheden die eiseres aanvoert, zoals het vergeten om de aanvraag in te dienen, niet voldoende om te spreken van zeer bijzondere omstandigheden die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand.