Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primair
4.De beoordeling
Wederzijdse dwaling?
Onvoorziene omstandigheden?
Proceskosten
5.De beslissing
1 mei 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de werknemer, hierna te noemen [eiser], een vaststellingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever, [gedaagde] B.V., tot beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Dit gebeurde omdat [eiser] voor zichzelf wilde beginnen. Kort na het sluiten van deze overeenkomst werd bij [eiser] longkanker in stadium 4 vastgesteld. Hij heeft zich beroepen op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling, stellende dat hij en [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst uitgingen van een onjuiste veronderstelling over zijn gezondheid.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van dwaling, maar oordeelde dat de omstandigheden van het geval rechtvaardigen dat de dwaling voor rekening van [eiser] komt. De rechter overwoog dat [eiser] zelf het initiatief had genomen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en dat hij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst advies had ingewonnen bij een arbeidsrechtadvocate. Bovendien had [eiser] geen aanvullende pensioenvoorzieningen getroffen, wat zijn situatie verergerde. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser] op basis van zowel dwaling als onvoorziene omstandigheden moesten worden afgewezen, en dat [eiser] de proceskosten moest betalen.
Het vonnis werd uitgesproken op 1 mei 2024 door mr. Zander, waarbij de kantonrechter de vorderingen van [eiser] afwees en hem in de proceskosten veroordeelde.