6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Op 4 februari 2023 is het helemaal misgelopen tussen verdachte en zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] , in haar woning. Zij werd door hem fors mishandeld, waarbij hij haar met een mes
ook een wond aan haar arm toebracht. Ook werd zij door verdachte van haar vrijheid beroofd, evenals zijn ex-vriendin, [slachtoffer 2] , die ook in de woning aanwezig was. [slachtoffer 2] was eerder al gedurende ruim twee maanden in hele stevige bewoordingen bedreigd door verdachte. Op 10 februari 2023 is verdachte weer in de woning van [slachtoffer 1] aangetroffen, met een doorgeladen vuurwapen binnen handbereik.
Verdachte had eerder, op 30 december 2022, zijn enkelband doorgeknipt. Een enkelband die hij notabene om had in verband met een eerdere bedreiging van een andere ex-vriendin.
Tot slot bleek dat verdachte tijdens een schorsing van zijn voorlopige hechtenis in januari 2024 opnieuw een vuurwapen in zijn bezit had.
De rechtbank is van oordeel dat het om heel ernstige feiten gaat. De feiten die zien op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen als relationeel of huiselijk geweld bestempeld worden. Uit het dossier volgt een patroon van dwingen en op een bedreigende manier dominantie bewerkstelligen, niet alleen bij deze (ex-)vriendinnen, maar ook bij eerdere vriendinnen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] in haar eigen huis, waar zij zich juist veilig zou moeten voelen, letsel toegebracht, pijn bezorgd en angst aangejaagd. Dit geldt in iets mindere mate ook voor zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] . De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld daar nog geruime tijd klachten van kunnen ondervinden. Dat dit ook in deze zaak zo is, blijkt wel uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en uit de behandelingen die zij sindsdien hebben gehad. Aan het plegen van huiselijk geweld tilt de rechtbank zwaar.
De rechtbank tilt er ook zwaar aan dat er ook twee jonge kinderen in de woning waren, de zoontjes van beide slachtoffers. Die hebben door toedoen van verdachte in alle hevigheid meegekregen wat huiselijk geweld is en werden feitelijk ook van hun vrijheid beroofd. Uit het dossier en de slachtofferverklaringen blijkt dat ook zij gevolgen van het geweld hebben ondervonden. De rechtbank laat dit dan ook strafverzwarend meewegen.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met politie en justitie. Het is erg zorgelijk dat verdachte hier niet van leert, maar juist lak lijkt te hebben aan de hem opgelegde straffen en voorwaarden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het doorknippen van zijn enkelband en het opnieuw in het bezit zijn van een vuurwapen tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Maar ook uit het feit dat hij, ondanks dat hij niet beschikt over een geldig rijbewijs, telkens weer achter het stuur kruipt.
Triple rapportage
In een zogeheten triple-rapportage hebben een milieudeskundige, een psycholoog en een psychiater van het NIFP gerapporteerd dat verdachte grotendeels heeft meegewerkt, maar dat het niet mogelijk is gebleken om een goed beeld van hem te krijgen. Daardoor hebben zij slechts beperkte conclusies kunnen trekken en niet kunnen adviseren over zijn toerekeningsvatbaarheid of eventuele behandeling.
De psycholoog rapporteert: “
Betrokkene is sterk geneigd tot externaliseren, waarbij hij de verantwoordelijkheid en schuld voor problemen veelal buiten zichzelf legt. Hij heeft maar zeer beperkt oog voor zijn eigen aandeel in de problemen. Betrokkene blijkt volstrekt onvoldoende in staat (en bereid) tot reflecteren op zichzelf.” en “
Ook valt een verhoogde neiging op om zijn probleemgedrag te bagatelliseren. Hij lijkt vooral een sociaal wenselijke façade op te willen houden, waarbij hij vooral positieve karaktereigenschappen benadrukt en negatieve aspecten van zijn persoonlijkheid ontkent.”
Verder spreekt de psycholoog van een “
onmiskenbaar patroon van problematische relaties” en van aanwijzingen voor antisociale en narcistische trekken in zijn persoonlijkheid.
De psychiater zegt hierover: “
betrokkene lijkt ook echt geen besef van problemen in het eigen functioneren te hebben. Betrokkene ontkent, minimaliseert, of externaliseert eigenlijk alles wat niet positief is, ook als het niet (direct) met de onderhavige zaak te maken heeft.”
Ook ziet de psychiater aan de oppervlakte contouren van een narcistische dynamiek in de persoonlijkheid van verdachte.
De deskundigen stellen vast dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van cocaïne en van antisociaal gedrag. Er zijn ook contouren van een persoonlijkheidsstoornis zichtbaar, maar deze kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Met name in relaties heeft verdachte op enkele levensgebieden disfunctioneel gedrag laten zien, maar op andere levensgebieden ook niet, voor zover bekend.
De gedragsdeskundigen wijzen er nog op dat, als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, er veel risicofactoren zijn voor toekomstig huiselijk geweld
.
Reclassering
De reclassering schat in het meest recente rapport het recidiverisico hoog in, op basis van hun wegingsinstrument bij huiselijk geweld. Daarbij wordt expliciet benoemd dat ook het risico op extreem, dodelijk geweld hoog wordt geacht.
Het advies van de reclassering is een straf zonder voorwaarden, mede gelet op de ontkennende houding, het verloop van eerdere reclasseringstrajecten en de waarschijnlijk sociaal-wenselijke instelling van verdachte bij een eventuele behandeling en toezicht.
De reclassering adviseert wel tot oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen op basis van artikel 38v én op basis van artikel 38z.
Recidiverisico
De rechtbank herkent de bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen in de verklaringen en de proceshouding van verdachte. Ontkennen, externaliseren en bagatelliseren lijken wezenskenmerken van verdachte te zijn. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en legt telkens de schuld buiten zichzelf. Hij bagatelliseert zijn drugsgebruik, ontkent vrijwel alle feiten, behalve een “
schermutseling” met [slachtoffer 1] en praat het bezit van een vuurwapen goed. Verder heeft hij gedurende het hele proces steeds verkondigd dat sprake is van een complot van vrijwel al zijn ex-vriendinnen die tegen hem samenspannen. Verdachte heeft op geen enkel moment laten zien dat hij ook maar enig zelfinzicht heeft. Integendeel, hij vindt zichzelf het grote slachtoffer in deze zaak. Dit totale gebrek aan inzicht in zijn problemen en fouten is een belangrijke factor bij het recidivegevaar. Verdachte vindt immers dat hij niets fout heeft gedaan, dus waarom zou hij een volgende keer anders handelen?
Daarnaast baart het vrouwbeeld van verdachte, zoals dat uit het dossier naar voren komt, de rechtbank ernstige zorgen. Zo spreekt hij denigrerend over vrouwen en heeft hij gezegd dat [slachtoffer 1] haar mishandeling “had verdiend” (ook in het bijzijn van haar zoontje).
Verder valt op dat bijna al zijn relaties zijn geëindigd met geweld en/of bedreigingen.
De rechtbank acht het gevaar voor nieuw huiselijk geweld dan ook zeer groot, waarbij er ook een risico is op dodelijk geweld. Des te verontrustender is het dat verdachte zegt (tijdens detentie) alweer een nieuwe relatie te hebben gevonden.
Bij de strafoplegging dient naar het oordeel van de rechtbank terugdringing van het recidiverisico dan ook voorop te staan. Gezien het totale gebrek aan inzicht bij verdachte is daarvoor externe motivatie nodig. De vraag is dan of dit kan worden bereikt met gevangenisstraf of dat daarvoor een tbs-maatregel nodig is.
Tbs-maatregel
Verdachte wordt veroordeeld voor feiten waarop meer dan vier jaar gevangenisstraf staat, de rechtbank heeft (in navolging van de deskundigen) vastgesteld dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten aan een psychische stoornis leed (namelijk een stoornis in drugsgebruik plus een sterk vermoeden van een persoonlijkheidsstoornis) en er is sprake van gevaar voor personen.
Hiermee is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van tbs. Anders dan de raadsman suggereert is causaliteit tussen de stoornis en het delict geen vereiste daarvoor, zo blijkt uit vaste jurisprudentie. Dat de deskundigen, door de beperkingen van het onderzoek, geen verband hebben kunnen vaststellen staat daaraan dan ook niet in de weg.
Het lijdt overigens voor de rechtbank geen twijfel dat de stoornis in drugsgebruik, de antisociale houding en de narcistische trekken een belangrijke rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de feiten waarvoor verdachte nu wordt veroordeeld.
Gebleken is dat detentie onvoldoende afschrikkende werking heeft op verdachte. Dat blijkt onder meer uit het feit dat hij, toen hij na een lang voorarrest werd geschorst, binnen twee weken opnieuw werd aangehouden met een geladen vuurwapen en drugs, terwijl hij zonder rijbewijs in een auto reed. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden volstaan met gevangenisstraf - al dan niet met een groot voorwaardelijk deel - om verdachte ervan te weerhouden nieuwe delicten te plegen. Er zal meer moeten gebeuren, namelijk behandeling van de stoornis(sen) van verdachte. En aangezien verdachte daarvoor niet open staat, zal dat moeten plaatsvinden in een gedwongen kader.
Het voorgaande leidt onontkoombaar tot de conclusie dat tbs met dwangverpleging de enige manier is om het recidivegevaar te beteugelen. Vanwege het grote gevaar op nieuw ernstig huiselijk geweld acht de rechtbank dit ook passend en zal zij dit opleggen.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de feiten is naast de tbs-maatregel ook een forse gevangenisstraf passend. Daarbij kan, anders dan de raadsman meent, zeker niet volstaan worden met de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank gaat daarbij, vanwege de stoornis(sen) van verdachte uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel 38v Sr
De rechtbank zal ook de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr opleggen, te weten een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de Belgische [gemeente] (waar [slachtoffer 1] woont). De duur van deze maatregel wordt bepaald op vijf jaar. Per overtreding zal daar vier weken hechtenis tegenover staan met een maximum van zes maanden. Deze maatregel zal ook dadelijk uitvoerbaar worden verklaard omdat ernstig moet worden gevreesd voor herhaling.
Maatregel 38z Sr
De rechtbank ziet verder redenen om aan verdachte ter bescherming van de veiligheid van anderen ook de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.