ECLI:NL:RBZWB:2024:3009
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot de eigenwoningregeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020, waarbij de inspecteur belastingrente in rekening heeft gebracht. De belanghebbende, woonachtig in België, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de aanslag, specifiek met betrekking tot het premie-inkomen en de aftrekpost eigenwoningregeling. De rechtbank heeft op 23 april 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. De inspecteur heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 niet naar een te hoog bedrag heeft opgelegd, maar dat de belanghebbende recht heeft op een vermindering van het premie-inkomen in verband met de eigenwoningregeling. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende met de overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat de uitgaven in verband met de eigenwoningregeling € 8.559,39 bedragen. De rechtbank vermindert het premie-inkomen tot € 19.096 en vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. De inspecteur moet het griffierecht aan de belanghebbende vergoeden, maar er zijn geen proceskosten gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank benadrukt dat uitvoering aan de uitspraak pas hoeft te worden gegeven als deze onherroepelijk is geworden.