ECLI:NL:RBZWB:2024:3008
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor een in België woonachtige belanghebbende
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, wordt het beroep van een in België woonachtige belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, inclusief belastingrente. De inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende gegrond en verminderde de aanslag en de belastingrente. De rechtbank behandelt de vraag of de inspecteur de aanslag niet naar een te hoog bedrag heeft opgelegd, met name of het premie-inkomen voor de heffing van de premie volksverzekeringen correct is vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur het premie-inkomen van de belanghebbende op € 29.214 heeft vastgesteld, wat correct is. Dit bedrag is berekend op basis van de looninkomsten en de UWV-uitkering, verminderd met een aftrekpost voor de eigenwoningregeling. De rechtbank wijst erop dat het premie-inkomen en het belastbare inkomen voor de inkomstenbelasting niet hetzelfde zijn, en dat de UWV-uitkering niet is meegenomen in de berekening van het belastbare inkomen voor de inkomstenbelasting vanwege een belastingverdrag tussen Nederland en België. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aanslag terecht heeft gehandhaafd en dat er geen aanleiding is om af te wijken van de beschikking belastingrente.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.