ECLI:NL:RBZWB:2024:3006

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
BRE 22/2166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019 door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 23 april 2024, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee gemachtigden, terwijl de belanghebbende niet aanwezig was.

De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aanslag IB/PVV over het jaar 2019 niet naar een te hoog bedrag heeft opgelegd. De rechtbank concludeert dat de aanslag niet te hoog is. De gemeente Altena had aan de inspecteur doorgegeven dat de belanghebbende een inkomen van € 15.307 had genoten, wat door de inspecteur als basis voor de aanslag is genomen. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat dit bedrag onjuist is en er is geen beschikking voor een restant persoonsgebonden aftrek afgegeven. De rechtbank honoreert ook het beroep van de belanghebbende op betalingsonmacht voor het griffierecht, waardoor zij geen griffierecht hoeft te betalen voor het instellen van het beroep.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 niet wordt verminderd. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2166

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 maart 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. De inspecteur heeft daarbij tevens belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen. Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen (zie 4 en 4.1).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de inspecteur de aanslag IB/PVV over het jaar 2019 niet naar een te hoog bedrag heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag niet te hoog is.
2.1.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2019 als volgt ingevuld:
Ingehouden loonheffing
Inkomsten / Uitgaven
Gemeente Altena
Aftrek specifieke zorgkosten
Restant persoonsgebonden aftrek
€ 3.134
€ 14.271
-/- € 260
-/- € 1.500
Verzamelinkomen
€ 12.511
3.1.
Gemeente Altena (de gemeente) heeft aan de inspecteur doorgegeven dat belanghebbende een inkomen van € 15.307 heeft genoten, waarover € 3.134 loonheffing is ingehouden.
3.2.
De inspecteur is afweken van de aangifte en heeft het door belanghebbende aangegeven inkomen van de gemeente gecorrigeerd en het geclaimde restant persoonsgebonden aftrek geweigerd. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2019 als volgt berekend:
Ingehouden loonheffing
Inkomsten/uitgaven
Gemeente Altena
Specifieke zorgkosten
€ 3.134
€ 15.307
-/- € 260
Verzamelinkomen
€ 15.047

Motivering

Vooraf: afwijzing verdagingsverzoek
4. De rechtbank heeft op 22 april 2024 digitaal een bericht van belanghebbende ontvangen met het verzoek de zitting uit te stellen en het beroep samen te voegen met andere, op dit moment bij de rechtbank lopende, procedures.
4.1.
De rechtbank heeft het verdagingsverzoek afgewezen omdat de rechtbank van oordeel is dat het belang van een doelmatige procesgang (thans) zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende om meerdere procedures gelijktijdig op zitting te behandelen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de andere procedures nog niet gereed zijn om op zitting te worden behandeld. Verder is in deze zaak reeds twee maal op verzoek van belanghebbende uitstel voor geplande zittingen verleend en is het inmiddels twee jaar geleden dat het beroepschrift is ingediend.
Vooraf: betalingsonmacht griffierecht
4.2.
Belanghebbende heeft ter zake van het te betalen griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan, omdat zij onvoldoende inkomen en geen vermogen heeft. Dat beroep is door de griffier voorlopig toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Zij honoreert dus het beroep op betalingsonmacht. Dat betekent dat belanghebbende geen griffierecht voor het instellen van het beroep hoeft te voldoen.
De aanslag IB/PVV 2019
4.3.
De rechtbank heeft beoordeeld of de inspecteur de aanslag IB/PVV 2019 tot een te hoog bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. De gemeente heeft het door belanghebbende genoten inkomen aan de inspecteur doorgegeven en dat bedrag heeft de inspecteur als inkomen in de aanslag opgenomen. Belanghebbende heeft niet aangegeven waarom dat bedrag onjuist zou zijn. Verder is er geen beschikking restant persoonsgebonden aftrek aan belanghebbende afgegeven, zodat daarvoor geen aftrek mogelijk is. Ook op dit punt heeft belanghebbende niet aangegeven waarom de aanslag onjuist zou zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vermindering van de opgelegde aanslag.
4.4.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Het bedrag van de belastingrente volgt het bedrag van de aanslag.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB/PVVV voor het jaar 2019 niet wordt verminderd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 7 mei 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.