ECLI:NL:RBZWB:2024:3006
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019 door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 23 april 2024, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee gemachtigden, terwijl de belanghebbende niet aanwezig was.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aanslag IB/PVV over het jaar 2019 niet naar een te hoog bedrag heeft opgelegd. De rechtbank concludeert dat de aanslag niet te hoog is. De gemeente Altena had aan de inspecteur doorgegeven dat de belanghebbende een inkomen van € 15.307 had genoten, wat door de inspecteur als basis voor de aanslag is genomen. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat dit bedrag onjuist is en er is geen beschikking voor een restant persoonsgebonden aftrek afgegeven. De rechtbank honoreert ook het beroep van de belanghebbende op betalingsonmacht voor het griffierecht, waardoor zij geen griffierecht hoeft te betalen voor het instellen van het beroep.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 niet wordt verminderd. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.