Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 mei 2024 in de zaak tussen
4. [verzoeker 4]
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur,
Stichting Alweluit Breda (vergunninghouder).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 7 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de realisatie van 100 flexwoningen. De vergunninghouder, Stichting Alwel, had op 8 februari 2024 een omgevingsvergunning verkregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur, ondanks dat de locatie in strijd was met het geldende bestemmingsplan. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen de vergunning, stelden dat de komst van de flexwoningen zou leiden tot wateroverlast en dat zij belanghebbenden waren in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker sub 2 als belanghebbende kon worden aangemerkt, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk kon worden beoordeeld.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de bezwaren van de verzoekers niet opwegen tegen de noodzaak van de flexwoningen. De rechter overwoog dat de omgevingsvergunning in overeenstemming was met de nieuwe Omgevingswet en dat de gemeenteraad het project had aangemerkt als een experiment onder de Crisis- en herstelwet. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de vergunninghouder de werkzaamheden kon voortzetten. De uitspraak benadrukte dat de voorzieningenrechter geen definitieve uitspraak deed over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar enkel een voorlopig oordeel gaf.