ECLI:NL:RBZWB:2024:2922
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had eerder zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 13 november 2023 ingetrokken. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de heffingsambtenaar aangaf dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de heffingsambtenaar op 22 januari 2024 de naheffingsaanslag vernietigd, wat betekent dat er tegemoetgekomen is aan het beroep van de belanghebbende.
Desondanks is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de belanghebbende slechts vergoeding van € 4,36 aan portokosten heeft verzocht, welke kosten niet onder de vergoedingsmogelijkheden vallen zoals vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af. Wel is de heffingsambtenaar verplicht het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, waarvoor de belanghebbende zich tot de heffingsambtenaar moet wenden.