ECLI:NL:RBZWB:2024:2922

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/11485
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had eerder zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 13 november 2023 ingetrokken. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de heffingsambtenaar aangaf dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de heffingsambtenaar op 22 januari 2024 de naheffingsaanslag vernietigd, wat betekent dat er tegemoetgekomen is aan het beroep van de belanghebbende.

Desondanks is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de belanghebbende slechts vergoeding van € 4,36 aan portokosten heeft verzocht, welke kosten niet onder de vergoedingsmogelijkheden vallen zoals vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af. Wel is de heffingsambtenaar verplicht het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, waarvoor de belanghebbende zich tot de heffingsambtenaar moet wenden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 13 november 2023.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 5 december 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De heffingsambtenaar heeft op 22 januari 2024 laten weten de naheffingsaanslag met [aanslagnummer] te vernietigen. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Moet de heffingsambtenaar de proceskosten van belanghebbende vergoeden?
5. De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van € 4,36 aan verschotten (postzegels).
De rechtbank merkt op dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is voor kosten zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Portokosten vallen hier niet onder. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.