ECLI:NL:RBZWB:2024:292
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van teruggaafverzoeken omzetbelasting door een uitzendbureau voor huisvesting van personeel
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2024, wordt de zaak behandeld van een uitzendbureau gevestigd in Litouwen dat teruggaaf van omzetbelasting verzoekt voor de huisvesting van zijn personeel dat tijdelijk in Nederland werkt. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die de verzoeken om teruggaaf had afgewezen. De belanghebbende had verzoeken ingediend voor teruggaaf van omzetbelasting over verschillende kwartalen in 2018 en het eerste kwartaal van 2019, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond.
De rechtbank onderzoekt of de huisvesting die door de belanghebbende aan zijn werknemers wordt aangeboden, kan worden gekwalificeerd als een dienst onder bezwarende titel. De rechtbank concludeert dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de huisvesting en de vergoeding die de werknemers betalen, ondanks dat de vergoeding afhankelijk is van het aantal gewerkte uren en niet van het feitelijk gebruik van de huisvesting. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende af en oordeelt dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een dienst als onder bezwarende titel kan worden beschouwd en de relevantie van de relatie tussen de dienstverrichter en de afnemer. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie ter ondersteuning van haar oordeel.