ECLI:NL:RBZWB:2024:2913

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/11142
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake loonheffingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffingen over het jaar 2021, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 14 maart 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 15 september 2023 door de inspecteur is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de reden die de belanghebbende aanvoert voor de te late indiening, namelijk zijn emigratie naar Spanje en het niet ontvangen van post, geen verontschuldiging vormt. De rechtbank benadrukt dat de belanghebbende in staat was om binnen de wettelijke termijn bezwaar te maken, maar dit niet heeft gedaan. Bovendien verklaart de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep gericht is tegen de beslissing van de inspecteur om de aanslag niet ambtshalve te verminderen, aangezien deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 oktober 2023. Dit beroep ziet op de ingehouden loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De inspecteur heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de van de voldoening, de inhouding of de afdracht.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [2] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [3] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [4] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [5]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat de inhouding en afdracht van loonheffingen voor het laatste tijdvak van het jaar 2021 uiterlijk op 31 januari 2022 heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 14 maart 2022.
4.1.
Het bezwaarschrift is bij de inspecteur ontvangen op 15 september 2023. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende is in 2021 geëmigreerd naar Spanje en ontving daar niet al zijn post. De aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2021 heeft hij niet ontvangen en daardoor kon hij ook niet tijdig bezwaar maken.
6. Dit is geen verontschuldiging voor het verzuim. De inhouding en afdracht van loonheffing is geen beslissing van een bestuursorgaan, zodat geen sprake is van een besluit dat door dat bestuursorgaan op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt dient te worden. Dat er loonheffing was ingehouden kon belanghebbende bijvoorbeeld kenbaar zijn door raadpleging van de uitkeringspecificatie, waarop de ingehouden loonheffing vermeld is. Ook had belanghebbende uit de hoogte van het aan hem op zijn bankrekening betaalde bedrag kunnen afleiden dat er sprake was van een lagere netto-uitkering dan de bruto-uitkering. Niet in geschil is dat belanghebbende wel in staat was om binnen de wettelijke bezwaartermijn tegen de inhouding bezwaar te maken, maar dat niet heeft gedaan omdat belanghebbende niet op de hoogte was van de geldende bezwaartermijn. Dit dient echter voor rekening en risico van belanghebbende te blijven.
Ambtshalve beslissing
7. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van de inspecteur om de aanslag niet ambtshalve te verminderen, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om een beslissing op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een dergelijke beslissing is niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
Ter informatie
8. Het voorgaande betekent dat aan een behandeling van het inhoudelijke geschil niet wordt toegekomen. Het geschilpunt kan wel aan de orde worden gesteld in een procedure tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), namelijk via een bezwaarschrift (bezwaartermijn zes weken na bekendmaking van de aanslag IB/PVV) of via een verzoek om ambtshalve vermindering (binnen vijf jaar na het einde van het belastingjaar).

Conclusie en gevolgen

8. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
3.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.