ECLI:NL:RBZWB:2024:2911
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt beslist over de beroepen van een belanghebbende uit de Verenigde Staten tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 en 2018, evenals de aanslagen over de jaren 2019 en 2020. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat deze te laat zijn ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 16 juni 2023, maar het beroepschrift werd pas op 22 juni 2023 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank overweegt de redenen die de belanghebbende aanvoert voor de termijnoverschrijding, waaronder zijn verblijf in de Verenigde Staten en de prioritering van andere zaken. De rechtbank concludeert echter dat deze redenen niet verschoonbaar zijn, aangezien de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van zijn beroepschrift. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en laat het bestreden besluit in stand. Tevens draagt de rechtbank de inspecteur op om het beroepschrift, dat op 23 juni 2023 is ontvangen, in behandeling te nemen als een nieuw verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen over de jaren 2017 tot en met 2020.