ECLI:NL:RBZWB:2024:2911

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/3414
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt beslist over de beroepen van een belanghebbende uit de Verenigde Staten tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 en 2018, evenals de aanslagen over de jaren 2019 en 2020. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat deze te laat zijn ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 16 juni 2023, maar het beroepschrift werd pas op 22 juni 2023 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank overweegt de redenen die de belanghebbende aanvoert voor de termijnoverschrijding, waaronder zijn verblijf in de Verenigde Staten en de prioritering van andere zaken. De rechtbank concludeert echter dat deze redenen niet verschoonbaar zijn, aangezien de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van zijn beroepschrift. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en laat het bestreden besluit in stand. Tevens draagt de rechtbank de inspecteur op om het beroepschrift, dat op 23 juni 2023 is ontvangen, in behandeling te nemen als een nieuw verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen over de jaren 2017 tot en met 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3414, 23/3416, 23/3417 en 23/3418

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , Verenigde Staten, belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 5 mei 2023. De beroepen zien op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 en 2018 met aanslagnummers [burgerservicenummer] .H.77.01 en [burgerservicenummer] .H.87.01 en de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2019 en 2020 met aanslagnummers [burgerservicenummer] .H.96.01 en [burgerservicenummer] .H.06.01.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat ze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Zijn de beroepen te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 5 mei 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 16 juni 2023.
4.1.
Belanghebbende heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op de poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn, namelijk op 22 juni 2023, op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende redenen gegeven. Belanghebbende geeft aan dat hij al geruime tijd in de Verenigde Staten woonachtig is en zijn gezin en baan veel tijd vergt. Belanghebbende is er van overtuigd dat de belastingaanslagen geheel onterecht zijn en om die reden heeft hij andere belangrijke zaken voorrang gegeven. Belanghebbende geeft voorts aan dat hij wellicht het belang en de ernst van de situatie niet goed heeft in kunnen schatten.
6. De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de prioritering van zijn zaken. Er is onvoldoende gebleken dat belanghebbende gedurende de gehele beroepstermijn redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen. De genoemde redenen zijn niet van dusdanige aard dat geoordeeld kan worden dat het de termijnoverschrijding verschoonbaar kan maken.
Beslissing op verzoek om ambtshalve vermindering
7. Partijen zijn niet verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep voor zover het beroepschrift zich richt tegen de beslissingen van de inspecteur om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen. De rechtbank acht het niet aangewezen om de inspecteur op te dragen om het beroepschrift als bezwaarschrift tegen die beslissing in behandeling te nemen. Dit gelet op het oordeel van de rechtbank omtrent de verschoonbaarheid van de beroepstermijn. Te verwachten valt namelijk dat de beslissing van de inspecteur hetzelfde uitvalt. Wel acht de rechtbank het aangewezen – gelet op relevante vijfjaarstermijn bij verzoeken om ambtshalve vermindering en de doorlooptijd bij de rechtbank – om de inspecteur op te dragen het beroepschrift, ontvangen bij de rechtbank op 23 juni 2023, in behandeling te nemen als een nieuw, op zichzelf staand verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen IB/PVV over 2017 tot en met 2020. Omdat de inspecteur bekend is met de betreffende brieven, zal de rechtbank deze niet opnieuw doorzenden.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op de brief van 23 juni 2023 in behandeling te nemen als een verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen IB/PVV over 2017 tot en met 2019.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 6 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.