ECLI:NL:RBZWB:2024:291
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van teruggaafverzoeken omzetbelasting door uitzendbureau voor huisvesting personeel
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2024, wordt de zaak behandeld van een uitzendbureau gevestigd in Litouwen dat teruggaaf van omzetbelasting verzoekt voor de huisvesting van zijn personeel dat tijdelijk in Nederland werkt. De rechtbank beoordeelt de beroepen van het uitzendbureau tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die de verzoeken om teruggaaf had afgewezen. De teruggaafverzoeken betreffen bedragen van € 11.221 voor het vierde kwartaal van 2018, € 22.656 voor het eerste en tweede kwartaal van 2019, en € 14.063 voor het derde kwartaal van 2019.
De rechtbank stelt vast dat het geschil draait om de vraag of het verlenen van huisvesting aan de werknemers van het uitzendbureau kan worden aangemerkt als een dienst onder bezwarende titel. De rechtbank concludeert dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de huisvesting en de vergoeding die de werknemers betalen, ondanks dat de vergoeding afhankelijk is van het aantal gewerkte uren en niet van het feitelijk gebruik van de huisvesting. De rechtbank wijst erop dat de situatie waarin een werknemer niet werkt maar wel gebruik maakt van de huisvesting een uitzondering is en niet afdoet aan het bestaan van een rechtstreeks verband.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen, omdat het verlenen van huisvesting door het uitzendbureau aan zijn werknemers een dienst onder bezwarende titel betreft. De beroepen worden ongegrond verklaard, wat betekent dat het uitzendbureau geen recht heeft op teruggaaf van de omzetbelasting en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.