ECLI:NL:RBZWB:2024:2881
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar parkeerbelasting
Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 22/5033, waarin belanghebbende, een inwoner van België, beroep heeft ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente Hulst had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het volgens hem te laat was ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar deze beslissing ten onrechte heeft genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagtekening van de aanslag op 6 maart 2022 was en dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 19 april 2022. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift op 19 april 2022 op de post gedaan, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, ondanks de stelling van de heffingsambtenaar dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende gevolgd en geconcludeerd dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.
Als gevolg van deze uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen om alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De rechtbank heeft ook bepaald dat wettelijke rente verschuldigd is indien de vergoedingen niet tijdig worden betaald. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.