ECLI:NL:RBZWB:2024:2871

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/9755
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9755, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 50,- niet is betaald. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, aangezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt in gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat belanghebbende op 12 oktober 2023 door de griffier is gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en dat zij een tweede kans heeft gekregen om dit te voldoen. De aangetekende brief met deze informatie is op 16 november 2023 bezorgd, maar belanghebbende heeft het griffierecht niet tijdig betaald. Belanghebbende heeft als reden voor de termijnoverschrijding opgegeven dat zij in 2023 in Rusland verbleef. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen goede reden is, omdat het beroepschrift was ingediend met een Nederlands adres en belanghebbende verantwoordelijk is voor het doorsturen van post naar haar verblijfplaats.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9755

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 februari 2023. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018 met [aanslagnummer] .H.86.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 12 oktober 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 10 november 2023 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 16 november 2023 om 11:44 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft – in het kader van opgevraagde redenen voor de termijnoverschrijding van het beroepschrift – aangegeven dat zij heel 2023 in Rusland verbleef. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook heeft te gelden als een verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht. De rechtbank acht dat niet een goede reden waarom het griffierecht niet is betaald. Belanghebbende heeft namelijk het beroepschrift in 2023 ingediend onder vermelding van een Nederlands adres. De rechtbank gaat er dan vanuit dat de post die naar dat adres wordt gestuurd, ook wordt gelezen. Dat belanghebbende in dit geval niet haar verblijfsadres heeft doorgegeven, komt voor haar rekening. Evenzo komt het voor haar rekening dat ze niet heeft gezorgd dat de post die naar haar correspondentieadres is gestuurd aan haar werd doorgezonden. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 2 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.