ECLI:NL:RBZWB:2024:2821
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in box 3
Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van belanghebbenden tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbenden, een man en een vrouw die elkaars fiscale partners zijn, tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 12 april 2023. De inspecteur had aan de man een aanslag IB/PVV opgelegd voor het jaar 2021 op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.389 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.311. Voor de vrouw was dit respectievelijk € 72.323 en € 10.384. De inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 maart 2024 behandeld, waarbij de belanghebbenden zich afmeldden. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het belastbare inkomen uit sparen en beleggen niet te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbenden voerden aan dat hun werkelijke rendement lager was dan het forfaitaire rendement, en deden een beroep op het kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. De rechtbank concludeert echter dat belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire voordeel. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en kent geen griffierechten of proceskostenvergoeding toe aan de belanghebbenden.