ECLI:NL:RBZWB:2024:2801

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10762537 \ MB VERZ 23-1112
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom op 11 juli 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verbalisant en dat er een foto van de overtreding in het dossier zat. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden van de overtreding en zijn financiële situatie.

De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen en droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag van € 6,50 aan betrokkene terug te betalen. De inleidende beschikking werd gedeeltelijk gewijzigd, waardoor de boete werd vastgesteld op € 19,50 plus € 9,- administratiekosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10762537 \ MB VERZ 23-1112
CJIB-nummer: 4062 5422 5086 2221
uitspraakdatum: 18 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 4 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op 11 juli 2022 om 16:21 uur op de N65 ter hoogte van hectometerplaatje 13.4 in Oisterwijk.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene voert aan dat het niet mogelijk is om boven op de rem te staan als de snelheid wordt aangepast naar 50 km per uur. Ook omdat een vrachtwagen achter hem reed en hij hierdoor het risico liep om overreden te worden. Verder geeft betrokkene aan dat hij een boete heeft ontvangen waaruit blijkt dat je 80 km per uur mocht, terwijl dit niet juist zou zijn. Betrokkene verzoekt tot slot rekening te houden met zijn financiële situatie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de eerste pleeglocatie mocht betrokkene 80 kilometer per uur. Zijn verweer treft dan ook geen doel. De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is terecht opgelegd. Er is geen aanleiding om de boete te matigen. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, echter wegens schending van de hoorplicht de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Bovendien bevat het dossier een foto van de gedraging. Betrokkene heeft daarnaast geen voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aangevoerd, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 19,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 6,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: