Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 9 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 11 juli 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene de vereiste zekerheidstelling van € 75,- niet had betaald, maar heeft hem op dit punt het voordeel van de twijfel gegeven en de zekerheid op nihil gesteld. Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoud van de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en ondersteunende foto’s.
Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd met 25% vanwege de structurele schending van de hoorplicht, en de inleidende beschikking werd gewijzigd. De betrokkene moet het teveel betaalde bedrag aan zekerheid terugkrijgen van de officier van justitie. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.