ECLI:NL:RBZWB:2024:2794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
BRE 21/4138
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken van gronden

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022. In die eerdere uitspraak was het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald. Het verzetschrift, dat op 29 december 2022 was ingediend, bevatte echter geen gronden voor het verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord en dat het verzetschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4138

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [naam] ),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022 in het geding tussen
belanghebbende
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht.
1.1.
Het verzetschrift is op 29 december 2022 bij de rechtbank ontvangen.
1.2.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vooraf
3. De rechtbank stelt vast dat het inhoudelijke geschil betrekking heeft op een aan belanghebbende opgelegde verzuimboete van € 100 vanwege het niet tijdig doen van aangifte. De rechtbank ziet in het vereiste van een behoorlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, geen aanleiding om belanghebbende ambtshalve in de gelegenheid te stellen ter zake van het verzet te worden gehoord [1] . De rechtbank zal derhalve zonder zitting beslissen op het verzet.
Is het verzet ontvankelijk?
4. Iemand die verzet instelt moet in het verzetschrift de gronden van het verzet vermelden(artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb). [2] Indien de gronden niet zijn aangevoerd of niet is voldaan aan enig ander bij de wet gestelde vereiste voor het in behandeling nemen van het verzet, kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn (artikel 6:6 van de Awb).
5. De rechtbank stelt vast dat het verzetschrift geen gronden van het verzet bevat. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 29 december 2022 in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 6 februari 2023 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende is medegedeeld dat bij het niet-voldoen aan het verzoek van de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Belanghebbende heeft geen gronden ingediend.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 30 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 september 2011,
2.De artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb betreffende het bezwaar- en beroepschrift zijn van overeenkomstige toepassing verklaard in artikel 8:55, tweede lid, van de Awb.