Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 2 mei 2024 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] VOF, te [plaats] , eiseres,
het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
“Klopt het dat de Beleidsregel toestaat dat het zuidelijk bouwblok buiten de kering, maar binnen beschermingszone A en de vrije ruimte ‘gewoon’ bebouwd mag worden, dus ook met gebouwen die funderingspalen vereisen? Zo ja, maakt het dan nog uit hoe diep die palen komen, of mogen die enkel binnen ‘de overhoogte’ zelf komen?”Het antwoord van het waterschap door een senior plantoetser/vergunningverlener luidt bevestigend:
“Bij overhoogte mogen gebouwen buiten de kering (maar binnen de beschermingszone A) worden geplaatst, waarbij grondverdringende funderingspalen op grotere diepte mogen worden aangebracht.”Ter zitting heeft verweerder benadrukt dat dit betekent dat grondverdringende funderingspalen binnen de beschermingszone onbeperkt diep mogen worden ingebracht. Ten slotte overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, indien het juist is dat het zuidelijke deel van het bouwvlak 1,5 meter lager ligt dan de feitelijke dijk, dit geen gevolg is van de inwerkingtreding van de legger. Daarmee is deze omstandigheid niet van invloed voor de bepaling van de hoogte van de nadeelcompensatie.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de toegekende vergoeding voor deskundigenkosten;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de juridische bijstand voor slechts 30 uren tijdsbesteding vergoed is;
- voorziet in zoverre zelf in de zaak en bepaalt dat verweerder aan eiseres nog € 7.800,-- aan deskundigenkosten dient te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.275,--;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.