ECLI:NL:RBZWB:2024:2783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
10793227 \ MB VERZ 23-1183
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op 1 maart 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 18 maart 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. Betrokkene was niet aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het negeren van een eenrichtingsverkeer bord. Betrokkene voerde aan dat hij de instructies van een verkeersregelaar had opgevolgd.

De kantonrechter overwoog dat volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een boete alleen kan worden opgelegd als de identiteit van de bestuurder kan worden vastgesteld. In dit geval had de verbalisant afgezien van staandehouding, maar de kantonrechter oordeelde dat de enkele vermelding hiervan onvoldoende was. Er was geen bewijs dat er geen reële mogelijkheid was om betrokkene staande te houden.

Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete. De officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 159 aan betrokkene terug te betalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10793227 \ MB VERZ 23-1183
CJIB-nummer : 1062 5422 4822 7234
uitspraakdatum : 18 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990 eenrichtingsverkeer) op 1 maart 2022 om 07:47 uur op de Willem II-straat in Tilburg.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij de instructies van een verkeersregelaar heeft opgevolgd. Alle verkeersdeelnemers zijn verplicht om deze instructies op te volgen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en haar identiteit vaststelt, zodat haar een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding, omdat de auto van verbalisant afreed. De enkele vermelding hiervan is, gelet op de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2021:8850), onvoldoende. De verbalisant had nader moeten toelichten waarom het in deze situatie niet mogelijk was om betrokkene op een andere wijze staande te houden. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit het dossier niet dat er geen reële mogelijkheid is geweest voor een staandehouding. De boetes zijn dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: