In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep is gegaan tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2006 tot en met 2014. De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd, maar dat de inspecteur voor de jaren 2006 en 2007 het inkomen uit box 2 op te hoge bedragen heeft vastgesteld. Voor 2006 moet het regulier voordeel uit aanmerkelijk belang worden verlaagd tot € 25.000 en voor 2007 tot € 47.421. De inspecteur heeft ook terecht inkomstenbelasting nagevorderd over het inkomen uit box 3. De rechtbank vernietigt echter de vergrijpboetes voor de jaren 2007 tot en met 2014, omdat de inspecteur niet heeft aangetoond dat belanghebbende opzet kan worden verweten. De rechtbank legt uit dat de vergrijpboetes voor box 3 in stand blijven, omdat deze niet worden betwist door belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de beroepen tegen de navorderingsaanslagen voor de jaren 2006 en 2007 gegrond zijn, en dat de vergrijpboetes voor box 2 moeten worden vernietigd. De rechtbank wijst de inspecteur aan om het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende te vergoeden.