ECLI:NL:RBZWB:2024:2715
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen op haar bezwaar van 21 oktober 2022. Dit beroep werd ingetrokken nadat verweerder op 11 december 2023 alsnog op het bezwaar had beslist. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. In zijn verweerschrift van 4 januari 2024 heeft verweerder aangegeven dat verzoekster recht heeft op een forfaitaire kostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,25 en op vergoeding van haar griffierecht.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat verweerder inderdaad aan verzoekster is tegemoetgekomen door op het bezwaar te beslissen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van € 437,50 voor de proceskosten, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank wijst erop dat verweerder ook verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.