4.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het (wettelijk) kader?
5. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.Voor het recht op bijstand geldt een inlichtingenplicht, die inhoudt dat een belanghebbende aan het college mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op bijstand.
In het geval dat de inlichtingenplicht niet wordt nagekomen, is het college gehouden het recht op bijstand te herzien of in te trekken.Het college is daarbij gehouden te bezien of het schattenderwijs vaststellen van het recht op bijstand mogelijk is.Het college kan de kosten van bijstand terugvorderen voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.Dat geldt ook voor het geval dat de medewerkingsplicht niet behoorlijk is nagekomen.Indien sprake is van dringende redenen om (gedeeltelijk) van terugvordering af te zien, kan het college daartoe besluiten.In het geval van terugvordering, zijn gehuwden hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten die worden teruggevorderd.
Hebben eisers de inlichtingenplicht geschonden?
6. Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden. De rechtbank stelt daartoe op basis van de stukken vast dat eisers beschikken over een bankrekening die zij niet zelfstandig aan het college hebben gemeld, ook niet na het verzoek om dat te doen. Daarnaast staat vast dat eisers een schenking van € 29.717,00 op 7 april 2018 en van € 3.000,00 op 22 maart 2021 op hun bankrekening gestort hebben gekregen, zonder dat zij daarvan mededeling hebben gedaan aan het college en/of daarover uitleg hebben gegeven aan het college toen daarnaar werd gevraagd. Eisers hebben gedurende de beroepsprocedure alsnog bankafschriften en een akte van schenking overgelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers enige uitleg gegeven over deze stukken.
Voor de rechtbank is vast komen te staan dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden door niet op verzoek van het college of uit eigen beweging mededeling te doen van de bankrekening en de schenking. Het standpunt van eisers dat dit geen schending van de inlichtingenplicht oplevert omdat hun kinderen de bankrekening gebruiken en beheren en eisers de ontvangen schenking direct na ontvangst hebben gebruikt om lopende schulden bij hun kinderen af te lossen, volgt de rechtbank niet. Dat de bankrekening in het kader van een aanvraag om bijzondere bijstand al bekend was bij het college, zoals eisers alleen hebben gesteld, heeft het college weersproken. Het moest eisers redelijkerwijs duidelijk zijn dat de bankrekening en de ontvangen schenkingen van invloed konden zijn op het recht op bijstand en dat maakt dat de inlichtingenplicht gold. Eisers hadden van deze feiten mededeling aan het college moeten doen.
Heeft het college eisers recht op bijstand terecht ingetrokken?
7. Het college heeft op grond van de door hem geconstateerde schending van de inlichtingenplicht het recht op bijstand van eisers ingetrokken. Op grond van de wet en naar vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), is dat mogelijk: schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op om de bijstand te herzien of in te trekken, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden.Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval dat wel aan de inlichtingenplicht zou zijn voldaan over de betreffende periode recht op (aanvullende) bijstand bestond. Indien ondanks de schending van de inlichtingenplicht het recht op bijstand toch kan worden vastgesteld, dient het college daartoe over te gaan.Daarbij dient het college ook te bekijken of het mogelijk is om schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag in ieder geval wel recht op bijstand zou bestaan, op basis van de vaststaande feiten en omstandigheden.
8. Het college heeft ter zitting bevestigd te hebben bezien of het mogelijk was om het recht op bijstand van eisers schattenderwijs vast te stellen. Ook heeft het college uitgebreid toegelicht waarom dat volgens hem niet het geval was. Zo is, ook na herhaaldelijke verzoeken om informatie, onvoldoende duidelijk geworden hoe de financiële situatie van eisers eruitziet. Zo hebben eisers niet de volledig gevraagde bankafschriften overgelegd en is onder meer niet duidelijk geworden wat er met de ontvangen schenking is gebeurd en waarvoor de schulden aan eisers kinderen zijn aangegaan. Het inkomen en vermogen van eisers zijn, ondanks herhaalde verzoeken, voor het college onduidelijk gebleven over de gehele periode waarin eisers bijstand hebben ontvangen. De gemachtigde van eisers heeft betwist dat de overgelegde bankafschriften een onvoldoende duidelijk beeld geven van het gebruik van de bankrekening. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat de bankafschriften geen volledig beeld geven van de gevraagde periode en ook niet van het saldoverloop. Ook is niet duidelijk geworden welke vaste lasten eisers hebben. De rechtbank is van oordeel dat het college na de poging om het recht op bijstand (schattenderwijs) vast te stellen heeft kunnen concluderen dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om dat te doen. De gevolgen daarvan blijven voor rekening van eisers.
Gelet op de vastgestelde schending van de inlichtingenplicht en de omstandigheden dat het niet mogelijk was voor het college om het recht op bijstand schattenderwijs vast te stellen over de periode van 8 augustus 2014 tot en met 17 juni 2021 en dat eisers hun recht over die periode niet aannemelijk hebben gemaakt, was het college gehouden om het recht op bijstand van eisers in te trekken op grond van artikel 17, eerste lid van de PW in combinatie met artikel 54, derde lid, eerste volzin van de PW. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college het recht op bijstand van eisers terecht heeft ingetrokken.
Heeft het college terecht besloten om de verleende bijstandsuitkering terug te vorderen?
9. Omdat vaststaat dat het college het recht op bijstand van eisers terecht heeft ingetrokken, blijft de vraag over of het college terecht heeft besloten de verleende bijstandsuitkering over de periode van 8 augustus 2014 tot 17 juni 2021 bruto terug te vorderen. Op grond van de schending van de inlichtingenplicht en de conclusie van het college dat door deze schending het recht op bijstand van eisers niet met zekerheid was vast te stellen en dat dat schattenderwijs ook niet mogelijk is gebleken, was het college op grond van artikel 58, eerste lid van de PW bevoegd en gehouden om de verleende bijstandsuitkering terug te vorderen. Eisers hebben geen dringende redenen aangevoerd,wat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het college terecht heeft besloten om niet geheel of gedeeltelijk van terugvordering van de kosten van de verleende bijstandsuitkering af te zien. Overigens hebben eisers tegen de berekening van de hoogte van de terugvordering geen beroepsgronden gericht.