In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, wordt het beroep van ATM B.V. beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om herbeoordeling van 20 mei 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 11 augustus 2023 in gebreke heeft gesteld. Aangezien het UWV nog geen nieuw besluit heeft genomen, wordt het UWV opgedragen om dit alsnog te doen binnen een termijn van vier maanden na de uitspraak.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 371,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank benadrukt dat het UWV, gezien de omstandigheden, voldoende tijd moet krijgen om een zorgvuldige beslissing te nemen, maar ook dat er een belang is om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding toe te passen, zoals door het UWV was verzocht.