In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2024, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had zijn beroep ingetrokken tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de inspecteur op zijn bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2020. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur erkende dat de belanghebbende recht had op een vergoeding van griffierecht en proceskosten, gebaseerd op één proceshandeling met een gemiddelde zaakzwaarte volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, aangezien er tussen partijen geen geschil bestaat over de toekenning van een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 875 voor de rechtsbijstand door zijn gemachtigde, die een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,-. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de afspraken die partijen hierover hebben gemaakt.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending, indien zij het niet eens zijn met de beslissing.