ECLI:NL:RBZWB:2024:2521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
C/02/371306 / HA ZA 20-228 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling na beëindiging samenwerkingsverband tussen Nederlandse ontwikkelaar van landbouw-/graafmachine en Roemeense producent met toepassing van het Weens Koopverdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een financiële afwikkeling na de beëindiging van een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse ontwikkelaar Diverto International B.V. en de Roemeense producent RAAL S.A. De rechtbank heeft op 17 april 2024 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de toepassing van het Weens Koopverdrag (CISG) centraal staat. De rechtbank heeft geoordeeld over de vraag of er sprake is van koopovereenkomsten en heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld. Diverto vorderde onder andere een contractuele boete en vertragingsschade, terwijl Raal in reconventie een vergoeding eiste voor ingekochte onderdelen en geproduceerde machines. De rechtbank heeft vastgesteld dat er slechts voor zes serie 2-machines een koopovereenkomst tot stand is gekomen, terwijl de overige vorderingen van Diverto zijn afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van Raal tot betaling van een factuur toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De rechtbank heeft ook de beslagkosten van Diverto toegewezen, maar de overige vorderingen van Raal zijn afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/371306 / HA ZA 20-228
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
DIVERTO INTERNATIONAL B.V.,
te Goes,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. I.P. de Groot te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
RAAL S.A.,
te Bistrita, Roemenië,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. E. Bregonje te Terneuzen.
Partijen zullen hierna Diverto en Raal worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 15 februari 2023 en de daarin genoemde stukken,
-– de akte van Diverto,
– de akte van Raal,
– de brief van de rechtbank met de mededeling dat één van de rechters ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden de zaak niet langer behandelt. Partijen zijn in deze brief in de gelegenheid gesteld om een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken ten overstaan van de nieuwe rechter. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.1.
In het tussenvonnis van 15 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis) is, op verzoek van partijen, uitsluitend geoordeeld over het toepasselijk recht op de vorderingen die gegrond zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst en de verschuldigdheid van de door Diverto gevorderde contractuele boete. De beoordeling is voor het overige aangehouden in verband met (nadere) schikkingsonderhandelingen. Partijen hebben te kennen gegeven dat die niet tot overeenstemming hebben geleid en hebben verzocht vonnis te wijzen. De rechtbank zal daarom in dit vonnis de resterende vorderingen beoordelen.
2.2.
Raal heeft haar vordering in reconventie ingesteld onder de voorwaarde dat in conventie geoordeeld wordt dat partijen er bij het aangaan van de Framework Supply Agreement (hierna: FSA) niet nadrukkelijk voor hebben gekozen om afstand te doen van de aanspraken op de andere partij. In het tussenvonnis is al geoordeeld dat de aansprakelijkheidsbeperking in artikel 32 FSA niet in de weg staat aan de aanspraak die Diverto heeft ten aanzien van de door haar gevorderde contractuele boete. Daarmee staat al vast dat uit de FSA niet volgt dat partijen afstand hebben gedaan van alle aanspraken op de andere partij. De voorwaarde waaronder Raal haar reconventionele vorderingen heeft ingesteld is dus vervuld. De vorderingen in conventie en in reconventie zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.
2.3.
Uit de door partijen gesloten overeenkomsten volgt dat zij voor ogen hadden dat Raal de machine van Diverto, de Diverto QS100 (hierna:QS100), zou gaan assembleren. Diverto zou de machines vervolgens van Raal afnemen. Omdat Diverto alle kennis van de QS100 bezat, waaronder kennis over de benodigde onderdelen en de leveranciers daarvan, zouden partijen samenwerken om de assemblage bij Raal tot stand te brengen. De door partijen beoogde assemblage is niet van de grond gekomen. Uit de stellingen die Diverto aan haar vorderingen ten grondslag legt volgt dat zij Raal twee (hoofd)verwijten maakt, namelijk dat de serie 1-machines gebrekkig waren en dat de serie 2-machines nooit zijn geleverd. Raal verwijt Diverto dat er onvoldoende informatie en onderdelen beschikbaar waren om de QS100 te kunnen assembleren.
2.4.
Zoals in rechtsoverweging 4.5. van het tussenvonnis reeds is overwogen zijn op de individuele koopovereenkomsten van de machines de bepalingen van de FSA en het Weens Koopverdrag van toepassing.
Serie 1-machines: garantieclaims en betaling factuur of opschorting
2.5.
De vijf serie 1-machines zijn door Raal geproduceerd en aan Diverto geleverd. Diverto vordert in conventie ten aanzien van deze machines betaling van € 64.093,15 ter vergoeding van gemaakte kosten voor garantieclaims op deze machines. Diverto heeft [factuurnummer] van Raal d.d. 13 oktober 2017, voor de laatste serie 1-machine, ter hoogte van
€ 152.056,37, onbetaald gelaten. Raal vordert in reconventie betaling van deze factuur. Diverto doet een beroep op opschorting en voert aan dat zij de betaling van deze factuur mocht opschorten vanwege voornoemde garantieclaims, omdat de kwaliteitscertificaten ontbraken die Raal op grond van 11.2 FSA verplicht was te leveren en omdat Raal haar leveringsverplichting ten aanzien van de serie 2-machines niet nakwam.
2.6.
Ten aanzien van de garantieclaims oordeelt de rechtbank dat deze vordering van Diverto niet toewijsbaar is. Het verweer van Raal dat Diverto haar geen gelegenheid heeft gegeven om de vermeende gebreken te herstellen slaagt. Partijen hebben in artikel 29 van de FSA geregeld hoe zij met garantieclaims omgaan. Artikel 29.4 FSA (zoals geciteerd in 2.3. van het tussenvonnis) schrijft voor dat de koper, Diverto, de leverancier, Raal, bij een gebrek zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte moet stellen. De leverancier zal vervolgens binnen zeven werkdagen moeten reageren met voorstellen voor het verhelpen van dergelijke gebreken. Als de leverancier niet op tijd reageert, kan de koper zelf de stappen ondernemen die hij passend acht om het gebrek te herstellen. Diverto heeft per e-mail van 20 december 2017 gemeld dat zij een garantieclaim van haar Duitse dealer heeft ontvangen voor een bedrag van € 17.000,00. Diverto heeft nooit geconcretiseerd wat de gebreken aan de geleverde machines waren en Raal dus ook niet in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen. Ter zitting heeft Diverto toegelicht dat de gebreken rond december 2017 aan de orde zijn gesteld om te voorkomen dat de gebreken zich ook voordoen bij nog te leveren machines en dus niet in het kader van een garantieclaim. Diverto heeft daarmee niet voldaan aan de voorschriften van artikel 29 FSA zodat haar geen garantieclaim toekomt. De vordering van Diverto tot betaling van het bedrag van
€ 64.093,15 zal daarom worden afgewezen.
2.7.
Omdat de garantieclaim van Diverto niet toewijsbaar is komt haar ten aanzien van deze vordering ook geen opschortingsrecht toe voor de betaling van [factuurnummer]. Ook het verweer van Diverto dat haar voor het ontbreken van kwaliteitscertificaten en de te late levering van de serie 2-machines een opschortingsrecht toekomt, slaagt niet. Artikel 71 lid 3 Weens Koopverdrag schrijft namelijk voor dat een opschortende partij de andere partij onmiddellijk in kennis moet stellen van de opschorting. Bij de brief van 21 december 2018 beroept Diverto zich pas voor het eerst op opschorting ten aanzien van de betaling van de vijfde serie 1-machine. De betalingstermijn van [factuurnummer] was toen al ruimschoots verstreken en de opschortingsgronden waren al geruime tijd bekend. Diverto heeft Raal dus niet onmiddellijk in kennis gesteld van de opschorting zoals het Weens Koopverdrag voorschrijft. Zoals Raal dus terecht aanvoert, komt Diverto dus ook geen opschortingsrecht toe ten aanzien van het ontbreken van de kwaliteitscertificaten bij deze machines en de te late levering van de serie 2-machines.
2.8.
Het subsidiaire beroep van Diverto op verrekening wordt eveneens verworpen. Diverto heeft onvoldoende onderbouwd welke bedragen voor verrekening in aanmerking komen en of dit ook geldt voor de over deze vordering verschenen rente.
Omdat Diverto de verschuldigdheid van [factuurnummer] van € 152.056,37 voor het overige niet betwist, zal deze vordering van Raal worden toegewezen.
2.9.
Raal heeft op grond van artikel 78 Weens Koopverdrag recht op rente over het door Diverto verschuldigde factuurbedrag. Omdat het Weens Koopverdrag geen bepalingen bevat over de hoogte van de rente en het moment waarop die rente is verschuldigd, moeten het rentepercentage en het moment waarop de rente is verschuldigd worden vastgesteld volgens het toepasselijke recht volgens de gewone regels van het internationaal privaatrecht (IPR). Omdat bij gebrek aan een rechtskeuzebepaling op grond van artikel 4 aanhef en onder a Rome I-Vo (nr. 593/2008) in dit geval moet worden aangesloten bij het recht van de woonplaats van de verkopende partij, is Roemeens recht van toepassing. Derhalve wordt de naar Roemeens recht geldende wettelijke handelsrente – als niet zelfstandig betwist – toegewezen vanaf het moment dat deze naar Roemeens recht is verschuldigd.
Serie 2-machines: overeenstemming, onvoorziene kosten, vertragingsschade
2.10.
Diverto grondt haar vorderingen in conventie ten aanzien van de serie 2-machines op het uitgangspunt dat partijen ten aanzien van 35 machines een koopovereenkomst hebben gesloten. Raal stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen voor de serie 2-machines. Diverto heeft volgens Raal slechts een pro forma-order geplaatst.
2.11.
De rechtbank oordeelt dat tussen partijen alleen ten aanzien van zes serie 2-machines een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.12.
Op grond van artikel 23 van het Weens Koopverdrag komt een overeenkomst tot stand op het tijdstip waarop een aanvaarding van een aanbod van kracht wordt. Een aanbod dient op grond van artikel 14, eerste lid, Weens Koopverdrag, voldoende bepaald te zijn, dat wil zeggen dat daarin de zaken worden aangeduid en de hoeveelheid en de prijs uitdrukkelijk worden vastgesteld of bepaalbaar zijn. Zoals geciteerd in 2.5. van het tussenvonnis heeft Diverto in december 2016 een pro-forma order naar Raal gestuurd voor 35 QS100 machines, te leveren in 2017. Daarin wordt echter geen prijs genoemd. Omdat de prijs nog tussen partijen ter discussie stond, was op dat moment dus nog geen sprake van een koopovereenkomst.
2.13.
Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat zij nadien over de prijs van de machines hebben onderhandeld. Naar aanleiding van een bespreking tussen partijen schrijft Diverto aan Raal in een e-mail van 10 augustus 2017 het volgende:
“(…)
2. The first 4 machines of the new series will be (excl. option comp.) maximum Cost: Euro 100.000,- plus 15% RAAL margin, total Euro 115.000,-
3. After machine 4 we will analyze the cost levels together with an open book calculation including purchased and manufactured parts, all logistics.
4. From machine no. 5, this will be (excl. option comp.) as a target Cost Euro 90.000,- plus 10% margin, total Euro 99.000,-
5. After each machine we will evaluate the real cost plus 10% RAAL margin
6. Machine no 16. should realize (excl. option comp.) maximum Euro 90.000,- plus 10% RAAL margin, total max Euro 99.000,
7. In between no. 5 and no. 16 we will evaluate how we can reach the set target levels from the agreement
(…)”
Raal reageert daarop met de e-mail van 11 augustus 2017 en schrijft het volgende:

The discussions were a little bit different, 2nd series (6 machines) costs euro 100.000 + 15% RAAL margin, price 115.000 euro.
When there will be minimum 4 machines assembled in one month, the costs could be 95.000 euro + 10% RAAL margin. Target at the end of the year 2017: costs 90.000 + 10% RAAL margin beginning with 2018 if in 2017 will be mounted at least 16 machines (without the prototypes 5 machines).
2.14.
Uit deze e-mails blijkt dat Raal voor de eerste zes machines een voldoende bepaald aanbod heeft gedaan, te weten levering van zes QS100 machines voor € 115.000,00 per stuk. Uit de stellingen van Diverto volgt dat zij dit aanbod heeft aanvaard. Zij baseert haar vordering die ziet op de vertragingsschade namelijk onder meer op die prijs voor de eerste zes machine. Hieruit volgt dat partijen ten aanzien van de eerste zes serie 2-machines een koopovereenkomst hebben gesloten. Ten aanzien van deze machines is namelijk overeenstemming bereikt over wat er verkocht werd (de QS100 machines), de geplande levering (in 2017) én de prijs (€ 115.000,00 per stuk). Dit was echter niet het geval ten aanzien van de overige 29 serie 2-machines. Uit de correspondentie tussen partijen volgt verder dat zij ten aanzien van die overige machines slechts hebben gesproken over mogelijke prijzen onder voorbehoud van het halen van bepaalde productiedoelen. Over die prijzen en productiedoelen waren partijen het nog niet met elkaar eens. Vast staat bovendien dat de voorgestelde productiedoelen nooit zijn behaald. Ten aanzien van die overige machines was dus nog geen overeenstemming over de prijs bereikt en dus nog geen koopovereenkomst tot stand gekomen. Dat Raal desalniettemin met de productie van (een deel van) die machines is gestart, maakt dat niet anders.
De vorderingen van Diverto
2.15.
Ten aanzien van de serie 2-machines vordert Diverto schade bestaande uit onvoorziene kosten van € 831.527,96 die Diverto heeft moeten maken als gevolg van de wanprestatie van Raal. Deze kosten bestaan vooral uit extra personeelskosten. Diverto grondt deze vordering op artikel 45 jo. 74 Weens Koopverdrag. Raal heeft als verweer aangevoerd dat de vorderingen van Diverto afstuiten op de overeengekomen aansprakelijkheidsbeperking in artikel 32 FSA.
2.16.
Dit verweer slaagt. Dat Raal deze kosten verschuldigd is, volgt niet uit de overeenkomsten tussen partijen. In artikel 32 FSA is bepaald dat partijen jegens elkaar niet aansprakelijk zijn voor onder andere alle kosten “
of whatever nature” als gevolg van contractbreuk. Waarom Raal deze kosten in weerwil van wat zij hebben afgesproken toch verschuldigd is, heeft Diverto onvoldoende onderbouwd gesteld. Dit deel van de vordering van Diverto zal daarom worden afgewezen.
2.17.
Daarnaast vordert Diverto vertragingsschade van € 696.200,00 voor het te laat leveren van 35 machines op grond van artikel 27.3 FSA. Hierin is bepaald dat de leverancier, per dag dat een machine te laat geleverd wordt, de koper een vergoeding van 1% van de aankoopsom verschuldigd is, met een maximum van 20% van de aankoopsom.
2.18.
Raal heeft ook ten aanzien van deze vordering als verweer aangevoerd dat de vorderingen van Diverto afstuiten op de overeengekomen aansprakelijkheidsbeperking in artikel 32 FSA. Ten aanzien van de vertragingsschade slaagt het beroep op artikel 32 FSA niet. Partijen zijn immers in artikel 27 FSA uitdrukkelijk overeengekomen dat Raal een vergoeding verschuldigd is voor te late leveringen. In het tussenvonnis is reeds overwogen dat artikel 32 FSA geen algemene uitsluiting van aansprakelijkheid is. Dat de algemene aansprakelijkheidsbeperking in artikel 32 FSA zo moet worden uitgelegd dat ook uitdrukkelijk overeengekomen betalingsverplichtingen daaronder vallen, volgt niet uit de tekst van de overeenkomst. Partijen hebben ook geen stellingen ingenomen die een dergelijke uitleg rechtvaardigen.
2.19.
Het verweer van Raal dat Diverto in schuldeisersverzuim verkeerde, waardoor zij niet (tijdig) kon leveren, wordt ook verworpen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
2.20.
Raal stelt dat de server van Diverto voor haar niet toegankelijk was. Tussen partijen is niet in geschil dat de server van Diverto omstreeks juni 2018 kort niet toegankelijk was wegens een verhuizing bij Diverto. Diverto heeft echter onderbouwd gesteld dat zij direct nieuwe wachtwoorden aan Raal heeft verstrekt. Daarnaast hadden de serie 2-machines in 2017 al geleverd moeten zijn. Raal heeft ook niet toegelicht welke informatie zich op de server bevond die zij nodig had om de machines af te maken. Dit geldt ook voor de stelling dat zij over onvoldoende technische informatie beschikte om de machines af te maken. Gelet op haar eigen standpunt dat de eerste zes serie 2-machines voor 98% af waren en gelet op het uitgebreide verweer van Diverto, lag het op de weg van Raal om concreet te maken wat aan het afmaken van de machines in de weg stond en waarom dit aan Diverto was toe te rekenen. Dit heeft zij niet gedaan.
2.21.
Raal voert tot slot aan dat zij niet over de juiste onderdelen beschikte om de machines af te maken. Ook dit kan niet tot schuldeisersverzuim leiden nu partijen in de FSA zijn overeengekomen dat Raal verantwoordelijk was voor de
supply chain. Steeds wanneer Raal het standpunt innam dat dit de verantwoordelijkheid was van Diverto, werd dit door Diverto nadrukkelijk van de hand gewezen (zie onder meer de als productie 26 bij dagvaarding overgelegde e-mail van 18 december 2017). Gelet hierop mocht Raal er niet van uitgaan dat Diverto, in afwijking van wat partijen in de FSA waren overeengekomen, de verantwoordelijkheid en het risico van de
supply chainop zich had genomen enkel omdat zij daarbij (intensieve) ondersteuning gaf aan Raal.
2.22.
Hiervoor is reeds overwogen dat slechts ten aanzien van zes machines is komen vast te staan dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De gevorderde vertragingsschade kan dan ook niet worden toegewezen voor meer dan zes machines. Tussen partijen is niet in geschil dat de serie 2-machines niet zijn geleverd en in 2017 althans 2018 geleverd hadden moeten worden. Wanneer deze precies geleverd hadden moeten worden kan in het midden blijven nu in ieder geval het maximum van 20% is bereikt.
2.23.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde vertragingsschade toewijsbaar tot een bedrag van € 138.000,00 (6 x 20% van € 115.000,00). De gevorderde rente hierover is ingevolge artikel 78 Weens Koopverdrag toewijsbaar en zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, 19 februari 2020, omdat niet is gebleken dat Diverto eerder dan bij dagvaarding aanspraak heeft gemaakt op betaling hiervan. Zoals in rechtsoverweging 2.9 is overwogen gaat het daarbij om de naar Roemeens recht geldende wettelijke handelsrente.
2.24.
Diverto maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten
(€ 6.775,00).Raal heeft tegen de verschuldigdheid van de door Diverto gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geen verweer gevoerd. Het Weens Koopverdrag voorziet niet in een regeling voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, zodat ook deze vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het toepasselijk recht volgens de gewone regels van het IPR. Diverto heeft met betrekking tot haar vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten een expliciet beroep gedaan op de Nederlandse wetgeving en de geldende staffel. Raal heeft de toepasselijkheid van het Nederlands recht op dit punt niet weersproken. Tegen deze achtergrond stelt de rechtbank vast dat sprake is van een stilzwijgende rechtskeuze als bedoeld in artikel 3 Rome I-Vo, waardoor het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 2.155,00, op basis van de toegewezen hoofdsom. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
2.25.
De door Diverto gevorderde kosten voor internationale betekening, vertalingen en advocaatkosten zullen worden afgewezen. Diverto heeft niet toegelicht wat deze kosten zijn en waarom deze naast de proceskostenveroordeling moeten worden toegewezen.
De vorderingen van Raal
2.26.
Raal vordert in reconventie met betrekking tot de serie 2-machines een vergoeding van € 2.818.414,09 voor de onderdelen die zij heeft ingekocht voor het produceren van de QS100 machines, een vergoeding van € 405.720,00 voor de onderdelen die zij zelf heeft geproduceerd voor de QS100 machines en een vergoeding van € 1.429.500,00 voor de nog niet afgemaakte machines. Raal legt aan haar vordering voor de ingekochte onderdelen primair ten grondslag dat Diverto eigenaar is van die onderdelen en dus ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Raal. Subsidiair stelt Raal dat Diverto onrechtmatig handelt door de onderdelen niet aan Raal te vergoeden. Meer subsidiair stelt Raal dat Diverto op grond van de redelijkheid en billijkheid deze onderdelen aan Raal dient te vergoeden. Aan haar vordering voor de door Raal geproduceerde onderdelen legt Raal ten grondslag dat Diverto door de pro forma orders bij Raal te plaatsen het vertrouwen heeft gewekt dat zij deze machines daadwerkelijk zou gaan afnemen. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen volgens Raal met zich dat Diverto de speciaal voor haar vervaardigde onderdelen afneemt tegen de kostprijs. Daarnaast is Diverto gehouden de deels geassembleerde machines af te nemen in de staat waarin deze zich bevonden ten tijde van de beëindiging van de overeenkomst, aldus Raal.
2.27.
Deze vorderingen zijn niet toewijsbaar. Het verweer van Diverto dat artikel 32 FSA aan toewijzing van deze vorderingen in de weg staat, slaagt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Partijen hebben in de artikelen 31 en 32 van de FSA gedetailleerd afgesproken wat er gebeurt als de samenwerking anders loopt dan gehoopt en wordt beëindigd. Lopende orders moeten op grond van artikel 31 FSA worden afgemaakt, Raal is gehouden de bestelde machines te leveren en Diverto moet geleverde machines betalen. Verdere buitencontractuele aanspraken zijn in artikel 32 FSA uitgesloten. De vorderingen van Raal zijn om die reden niet toewijsbaar. Dat de door Raal ingekochte onderdelen eigendom zijn van Diverto blijkt bovendien nergens uit. Raal heeft dit ook niet nader onderbouwd. Van ongerechtvaardigde verrijking van Diverto ten koste van Raal is dus geen sprake. Dat en waarom Diverto onrechtmatig of in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door de ingekochte en geassembleerde onderdelen niet over te nemen heeft Raal, gelet op wat partijen in de FSA zijn overeengekomen, eveneens onvoldoende onderbouwd. Bovendien is in rechtsoverweging 2.19 ev. reeds overwogen dat Raal niet duidelijk heeft gemaakt welke omstandigheden aan het afmaken van de machines in de weg stonden. Tot slot heeft Raal niet gesteld op grond waarvan Diverto is gehouden de deels geassembleerde machines af te nemen. De door Raal ingestelde vorderingen missen dus grondslag.
Beslag
2.28.
Raal vordert opheffing van de door Diverto gelegde beslagen en een verklaring voor recht dat de door Diverto gelegde beslagen onrechtmatig zijn met veroordeling van Diverto tot vergoeding van de daardoor geleden schade, op te maken bij staat. Raal legt hieraan ten grondslag dat de vorderingen van Diverto ongegrond zijn. Diverto heeft deze vorderingen van Raal weersproken.
2.29.
Partijen hebben geen standpunt ingenomen over het toepasselijk recht op deze buiten-contractuele vorderingen. Het toepasselijke recht hierop dient te worden bepaald aan de hand van de Rome II-Vo (nr. 864/2007). Op grond van artikel 4 lid 1 van de Rome II-Vo is het uitgangspunt dat het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing is. Het gaat in dit geval om twee derdenbeslagen onder twee in Nederland gevestigde besloten vennootschappen. Raal kan daardoor deze bedragen niet betaald krijgen. De rechtbank concludeert hieruit dat de door Raal gestelde schade vanwege de beslagen zich voordoet in Nederland. Daarom is Nederlands recht van toepassing.
2.30.
De vorderingen van Raal op dit punt zullen worden afgewezen. Uit het tussenvonnis en uit het voorgaande volgt al dat de vorderingen van Diverto, voor zover het de contractuele boete en de vertragingsschade betreft, toewijsbaar zijn. Deze vorderingen zijn dus niet ongegrond en Diverto heeft dus rechtmatig beslag gelegd. Er is dan ook geen grond om de gelegde beslagen op te heffen, voor recht te verklaren dat deze onrechtmatig zijn gelegd en Diverto te veroordelen tot vergoeding van schade.
2.31.
Diverto vordert vergoeding van de gemaakte beslagkosten van € 5.441,47. De beslagen zijn overeenkomstig het Nederlandse beslagrecht gelegd zodat de rechtbank deze vordering naar Nederlands recht zal beoordelen. Op grond van artikel 706 Rv zijn deze kosten toewijsbaar tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Uit het voorgaande volgt dat de beslagen rechtmatig zijn gelegd en van nietigheid of onnodigheid van de beslagen is evenmin gebleken. Deze vordering van Diverto is dus toewijsbaar. De hoogte van de gevorderde vergoeding is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en Raal heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Het gevorderde zal worden toegewezen.
Conclusie en proceskosten
2.32.
De conclusie is dat ten aanzien van de vorderingen in conventie wordt toegewezen:
– contractuele boete: € 1.000.000,00
– vertragingsschade: € 138.000,00, vermeerderd met rente
– buitengerechtelijke incassokosten:
€ 2.155,00Totaal: € 1.140.155,00.
De beslagkosten worden toegewezen en tot op heden begroot op € 5.441,47.
De vorderingen in conventie worden voor het overige afgewezen.
2.33.
Omdat Raal in conventie met betrekking tot een aantal vorderingen van Diverto in het ongelijk is gesteld wordt Raal in de proceskosten (inclusief nakosten) van Diverto veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, stelt de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Diverto vast op basis van het toegewezen bedrag. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten, waaronder de kosten aan salaris voor het leggen van beslag, aan de zijde van Diverto als volgt vastgesteld:
- dagvaarding
83,38
- griffierecht
4.131,00
- salaris advocaat
- nakosten
15.249,50
178,00
(3,5 punten × € 4.357,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
19.641,88.
2.34.
In reconventie wordt toegewezen een bedrag van € 152.056,37, vermeerderd met rente. Omdat Diverto in reconventie op dit punt in het ongelijk is gesteld wordt zij in de proceskosten (inclusief nakosten) van Raal veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, stelt de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Raal vast op basis van het toegewezen bedrag. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Raal als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
- nakosten
4.822,50
178,00
(2,5 punten × € 1.929,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.0000,50.
2.35.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten, in conventie en in reconventie, wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Raal om aan Diverto te betalen een bedrag van € 1.140.155,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente naar Roemeens recht over € 138.000,00 met ingang van 19 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Raal in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 5.441,47,
3.3.
veroordeelt Raal in de proceskosten, aan de zijde van Diverto tot op heden begroot op € 19.641,88, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Raal niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze kosten verschuldigd zijn geworden tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
veroordeelt Diverto om aan Raal te betalen een bedrag van € 152.056,37 vermeerderd met de wettelijke handelsrente naar Roemeens recht hierover vanaf het moment dat deze naar Roemeens recht is verschuldigd tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt Diverto in de proceskosten, aan de zijde van Raal tot op heden begroot op € 5.000,50, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Diverto niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze kosten verschuldigd zijn geworden tot de dag van volledige betaling,
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans, mr. De Graaf en mr. Bosters en in het openbaar uitgesproken door mr. J. de Graaf op 17 april 2024.