Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
-– de akte van Diverto,
– de akte van Raal,
2.De verdere beoordeling
€ 152.056,37, onbetaald gelaten. Raal vordert in reconventie betaling van deze factuur. Diverto doet een beroep op opschorting en voert aan dat zij de betaling van deze factuur mocht opschorten vanwege voornoemde garantieclaims, omdat de kwaliteitscertificaten ontbraken die Raal op grond van 11.2 FSA verplicht was te leveren en omdat Raal haar leveringsverplichting ten aanzien van de serie 2-machines niet nakwam.
€ 64.093,15 zal daarom worden afgewezen.
The discussions were a little bit different, 2nd series (6 machines) costs euro 100.000 + 15% RAAL margin, price 115.000 euro.
of whatever nature” als gevolg van contractbreuk. Waarom Raal deze kosten in weerwil van wat zij hebben afgesproken toch verschuldigd is, heeft Diverto onvoldoende onderbouwd gesteld. Dit deel van de vordering van Diverto zal daarom worden afgewezen.
supply chain. Steeds wanneer Raal het standpunt innam dat dit de verantwoordelijkheid was van Diverto, werd dit door Diverto nadrukkelijk van de hand gewezen (zie onder meer de als productie 26 bij dagvaarding overgelegde e-mail van 18 december 2017). Gelet hierop mocht Raal er niet van uitgaan dat Diverto, in afwijking van wat partijen in de FSA waren overeengekomen, de verantwoordelijkheid en het risico van de
supply chainop zich had genomen enkel omdat zij daarbij (intensieve) ondersteuning gaf aan Raal.
(€ 6.775,00).Raal heeft tegen de verschuldigdheid van de door Diverto gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geen verweer gevoerd. Het Weens Koopverdrag voorziet niet in een regeling voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, zodat ook deze vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het toepasselijk recht volgens de gewone regels van het IPR. Diverto heeft met betrekking tot haar vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten een expliciet beroep gedaan op de Nederlandse wetgeving en de geldende staffel. Raal heeft de toepasselijkheid van het Nederlands recht op dit punt niet weersproken. Tegen deze achtergrond stelt de rechtbank vast dat sprake is van een stilzwijgende rechtskeuze als bedoeld in artikel 3 Rome I-Vo, waardoor het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 2.155,00, op basis van de toegewezen hoofdsom. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
€ 2.155,00Totaal: € 1.140.155,00.
De vorderingen in conventie worden voor het overige afgewezen.