ECLI:NL:RBZWB:2024:2455
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en de toepassing van de overgangsregeling pensioenartikel Verdrag Nederland/Duitsland
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2024, wordt het beroep van een Duitse mevrouw tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2019 beoordeeld. De inspecteur van de belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd, omdat hij van mening was dat er sprake was van een kenbare fout in de eerder vastgestelde aanslag. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht heeft navorderingsaanslag opgelegd, omdat de belastingplichtige redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de aanslag te laag was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de navorderingsaanslag mocht opleggen, omdat het nabestaandenpensioen dat mevrouw ontving niet onder de overgangsregeling van het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland valt. De rechtbank wijst erop dat de voorwaarden voor de overgangsregeling niet zijn vervuld, aangezien het nabestaandenpensioen niet vóór 1 januari 2016 is ingegaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Mevrouw krijgt geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.