ECLI:NL:RBZWB:2024:2450
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot negatieve inkomsten uit eigen woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.758. Na bezwaar had de inspecteur de aanslag voor de premie volksverzekeringen verminderd tot nihil, waardoor alleen de aanslag in de inkomstenbelasting resteerde. Belanghebbende, die in Duitsland woont, heeft opnieuw bezwaar gemaakt, maar was niet aanwezig op de zitting. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende op de juiste wijze was uitgenodigd en behandelt de zaak in zijn afwezigheid.
De rechtbank beoordeelt of de aanslag te hoog is vastgesteld en of belanghebbende recht heeft op het premiedeel van de heffingskortingen en een aftrekpost voor negatieve inkomsten uit eigen woning. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen, omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en niet aan de loonbelasting onderworpen is. Daarom heeft hij geen recht op het premiedeel van de heffingskortingen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op een aftrekpost vanwege negatieve inkomsten uit eigen woning, omdat hij geen bewijs heeft geleverd van een eigen woning.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende het griffierecht niet terugkrijgt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.