Op 15 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had beroep ingesteld omdat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 11 mei 2023 tegen de beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding van 6 april 2023. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en deed uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de Belastingdienst de beslistermijn had overschreden en dat eiser op 5 december 2023 in gebreke was gesteld. De rechtbank bepaalde dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, maar gaf in dit geval een termijn van negen weken om aan de reële mogelijkheden te voldoen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg het griffierecht van € 51,- vergoed, maar had geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen een afschrift van de uitspraak.