In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft een verzoek tot herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ingediend op 6 april 2021. De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 14 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt verweerder een termijn op van negen weken na verzending van de uitspraak om een vooraankondiging aan eiseres te verzenden. Dit is in lijn met de verzoeken van verweerder om aan te sluiten bij eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank benadrukt dat de termijn recht moet doen aan de mogelijkheden van verweerder om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang van eiseres om tijdig een beslissing te ontvangen.
Daarnaast wordt er een dwangsom opgelegd aan verweerder van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.