ECLI:NL:RBZWB:2024:2431

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
02-333593-22 (herstelvonnis)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis voor verhoudingsgewijze verdeling dagen gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een herstelvonnis uitgesproken in de strafzaak met parketnummer 02/333593-22. Dit herstelvonnis volgt op een eerder vonnis van 22 maart 2024, waarin een misslag was geconstateerd met betrekking tot het aantal dagen gijzeling bij het niet betalen van schadevergoedingsmaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met het wettelijke maximum van 365 dagen voor alle maatregelen samen. Om deze misslag te herstellen, heeft de rechtbank besloten het maximum totaal aantal van 365 dagen naar verhouding te verdelen over de individuele schadevergoedingsmaatregelen. De rechtbank overweegt dat de veroordeelde door dit herstel niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.

In de beslissing van de rechtbank is het dictum van het eerdere vonnis hersteld. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat te betalen ten behoeve van verschillende benadeelde partijen, met specifieke bedragen en het aantal dagen gijzeling dat bij niet-betaling kan worden opgelegd. De bedragen en bijbehorende dagen zijn als volgt vastgesteld: voor de zus van het slachtoffer € 14.353,10 met 48 dagen gijzeling, voor de vader van het slachtoffer € 17.500,00 met 59 dagen, voor de broer van het slachtoffer € 20.000,00 met 67 dagen, voor de moeder van het slachtoffer € 18.422,16 met 62 dagen, voor de zoon van het slachtoffer € 37.500,00 met 126 dagen, en voor de ex-partner van het slachtoffer € 945,75 met 3 dagen gijzeling. De rechtbank benadrukt dat de toepassing van gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
parketnummer: 02/333593-22
herstelvonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2024
gezien het vonnis van 22 maart 2024 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.De geconstateerde misslag

Gebleken is dat in het dictum van het vonnis op pagina 20 sprake is van een misslag. Bij het bepalen van het aantal dagen gijzeling bij het niet betalen van de afzonderlijke schadevergoedingsmaatregelen heeft de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met het wettelijke maximum van 365 dagen voor alle maatregelen samen.
De rechtbank zal deze misslag herstellen in die zin dat het maximum totaal aantal van 365 dagen naar verhouding zal worden verdeeld over de individuele schadevergoedingsmaatregelen.
Overwegende dat veroordeelde door dit herstel niet in enig rechtens te respecteren belang wordt geschaad.

2.De beslissing

De rechtbank:
- herstelt het onder parketnummer 02/333593-22 op 22 maart 2024 gewezen vonnis;
- bepaalt dat in het dictum de passage over de schadevergoedingsmaatregel als volgt komt te luiden:
Schadevergoedingsmaatregel:
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen, te betalen:
*
[zus van slachtoffer]van
€ 14.353,10, bij niet betaling te vervangen door
48 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
*
[vader van slachtoffer]van
€ 17.500,00, bij niet betaling te vervangen door
59 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
*
[broer van slachtoffer]van
€ 20.000,00, bij niet betaling te vervangen door
67 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
*
[moeder van slachtoffer]van
€ 18.422,16, bij niet betaling te vervangen door
62 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
*
[zoon van slachtoffer]van
€ 37.500,00, bij niet betaling te vervangen door
126 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
*
[ex-partner van slachtoffer]van
€ 945,75, bij niet betaling te vervangen door
3 dagengijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Aldus gewezen op 11 april 2024 door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier.