ECLI:NL:RBZWB:2024:2339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
23/1642 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortzetting van een WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de voortzetting van haar WIA-uitkering. Eiseres, die 38,70% arbeidsongeschikt is verklaard, had eerder een loongerelateerde uitkering ontvangen, maar het UWV beëindigde haar WIA-uitkering per 22 september 2021. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, dat uiteindelijk gegrond werd verklaard, en haar uitkering werd voortgezet. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld en dat er een nieuw neuropsychologisch onderzoek (NPO) had moeten plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld op basis van medische rapporten en dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van het UWV ondermijnen. De rechtbank bevestigt dat de geselecteerde functies voor de berekening van de arbeidsongeschiktheid geschikt zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 38,70% juist is vastgesteld. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij ontvangt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1642 WIA

uitspraak van 12 april 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder,
gemachtigde: drs. [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de voortzetting van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 21 juli 2021 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 22 september 2021 beëindigd.
Met het bestreden besluit van 3 februari 2023 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Eiseres is 38,70% arbeidsongeschikt verklaard en haar WIA-uitkering is ongewijzigd voortgezet.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de echtgenoot van eiseres, [naam 1] , en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
22 september 2021 voor 38,70% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 22 september 2021 heeft vastgesteld op 38,70%
.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als medewerkster debiteurenadministratie. Voor dat werk is zij op 10 januari 2011 uitgevallen vanwege nekklachten/een incomplete dwarslaesie.
Met het besluit van 16 november 2012 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 7 januari 2013 een loongerelateerde uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Het bezwaar tegen dit besluit heeft het UWV met het besluit op bezwaar van
24 juni 2013 ongegrond verklaard.
Met het besluit van 11 maart 2014 heeft het UWV de loongerelateerde uitkering van eiseres met ingang van 14 mei 2014 omgezet in een loonaanvullingsuitkering.
Eiseres heeft van 24 november 2020 tot 25 augustus 2021 bij [B.V.] gewerkt. Aansluitend ontving eiseres een werkloosheidsuitkering. Deze inkomsten werden op de WIA-uitkering van eiseres gekort.
Met het primaire besluit van 21 juli 2021 heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 22 september 2021 beëindigd omdat zij een jaar lang meer dan 65% heeft verdiend van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Sinds 10 januari 2022 werkt eiseres via een uitzendbureau bij [bedrijf] op een 0-urencontract met een maximum van 32 uur.
Met de brief van 19 september 2022 heeft het UWV eiseres laten weten voornemens te zijn haar WIA-uitkering voort te zetten omdat is gebleken dat haar mate van arbeidsongeschiktheid 38,70% bedraagt.
Met het bestreden besluit van 3 februari 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV zet de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 22 september 2022 voort en stelt haar mate van arbeidsongeschiktheid vast op 38,70%.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De arts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De arts rapporteert dat eiseres een nekhernia had met druk op de zenuwwortels van de armen en benen. Vanwege zwakte in haar benen is eiseres in 2011 gevallen en vervolgens geopereerd. Postoperatief is een incomplete dwarslaesie vastgesteld. Daarna heeft eiseres intensieve revalidatie gehad, maar zij heeft nog steeds beperkingen, met name van cognitieve aard. Eiseres is behoorlijk prikkelovergevoelig, kan soms slecht op woorden komen, is bij teveel inspanning veel sneller vermoeid, is beperkt in haar energetische reserve en moet regelmatig opgeladen worden door rust. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 oktober 2021.
De [verzekeringsarts b&b 1] heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 8 juli 2022, haar lichamelijk onderzocht en haar dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b ziet aanleiding om meer beperkingen aan te nemen dan de primaire arts heeft gedaan. De verzekeringsarts b&b vindt het onderzoek van de arts voldoende uitgebreid en zorgvuldig en zijn conclusie voldoende gefundeerd door de gegevens, anamnese en eigen medisch onderzoek. De arts heeft de cognitieve beperkingen van eiseres volgens de verzekeringsarts b&b heel serieus genomen, gelet op de forse beperkingen op persoonlijk functioneren. De verzekeringsarts b&b mist echter in de rapportage de behandeling van de structurele scoliose met een korset en de afwijkingen in de statiek, welke bij onderzoek nog zichtbaar zijn. Met betrekking tot een urenbeperking stelt de verzekeringsarts b&b dat volgens de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid alleen sprake kan zijn van een urenbeperking als het onderliggende medische substraat, zoals ernstig invaliderende cardiale of pulmonale pathologie, een maligniteit, forse depressie of schizofrenie, aannemelijk maakt dat er een dusdanig energieverlies is dat eiseres ook in passend licht fysiek/energetisch belastende arbeid geen normale werkweek kan functioneren. Uit de medische gegevens komt niet naar voren dat er in het geval van eiseres een medisch substraat is dat de in de standaard genoemde zeer ernstig beperkte energetische belastbaarheid aannemelijk maakt. Bovendien is er geen structureel verminderde beschikbaarheid omdat eiseres een behandeling ondergaat. Preventief is een urenbeperking bovenop de reeds vastgestelde verminderde belastbaarheid volgens de verzekeringsarts b&b evenmin noodzakelijk. Praktische en sociale problemen die ontstaan bij fulltime arbeid worden niet in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts b&b ziet daarom geen reden een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft de FML op 22 juli 2022 aangepast.
De [verzekeringsarts b&b 1] heeft eiseres nogmaals gezien op de hoorzitting van 7 december 2022 in verband met het voornemen van 19 september 2022 om de WIA-uitkering van eiseres voort te zetten. De verzekeringsarts b&b rapporteert geen reden te zien om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat een neuropsychologisch onderzoek (NPO) geen aanleiding zal geven tot het aannemen van meer beperkingen. Met de beperkingen in de rubriek Persoonlijk functioneren is volgens de verzekeringsarts b&b al op een zorgvuldige manier ingespeeld op de subjectief ervaren cognitieve beperkingen van eiseres.
In beroep heeft de [verzekeringsarts b&b 2] gereageerd op het beroepschrift en op onder meer de door eiseres overgelegde uitslag van de röntgenfoto’s, de verwijzing naar de polikliniek Psychiatrie en het NPO van 13 december 2023. [verzekeringsarts b&b 2] rapporteert dat collega [verzekeringsarts b&b 1] bekend was met de scoliose van eiseres. [verzekeringsarts b&b 1] heeft onderzoek gedaan en de beschrijving daarvan past bij het röntgenologisch beeld. Uit het verslag van de röntgenfoto’s blijkt dat er sinds 2011 sprake is van progressie. Hoe ernstig die progressie is, is niet op te maken uit het verslag en het verslag van 13 april 2011 is niet meegezonden. Als de FML van 31 oktober 2012 echter wordt vergeleken met die van 22 juli 2022 dan wordt volgens [verzekeringsarts b&b 2] duidelijk dat er met de progressie rekening is gehouden. Er worden in 2022 ten opzichte van 2012 namelijk verdergaande beperkingen aangenomen. [verzekeringsarts b&b 2] ziet in het verslag over de röntgenfoto’s dan ook geen reden om meer beperkingen aan te nemen. Dat heeft ook te gelden voor de verwijzing naar de polikliniek Psychiatrie. Alleen een verwijzing zegt volgens [verzekeringsarts b&b 2] niets over een mogelijke diagnose of het functioneren van eiseres en geeft geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen. Uit het NPO komt naar voren dat eiseres enige cognitieve beperkingen heeft, waarbij zij laag gemiddeld tot gemiddeld functioneert. Het gaat hierbij met name om complexere taken. [verzekeringsarts b&b 1] heeft aangegeven dat de primaire arts de cognitieve beperkingen van eiseres heel serieus heeft genomen, hetgeen vertaald is in forse beperkingen in de rubriek Persoonlijk functioneren. Het NPO stelt geen ernstige cognitieve beperkingen vast, zodat er volgens [verzekeringsarts b&b 2] geen aanleiding is om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Daarbij komt dat er nu blijkbaar ook sprake is van depressieve klachten die de testresultaten negatief kunnen beïnvloeden. Ten tijde van datum in geding werd niet gesproken over depressieve klachten. Deze zijn later ontstaan. [verzekeringsarts b&b 2] ziet in de bevindingen van het NPO dan ook geen aanleiding voor wijziging van de FML.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Volgens eiseres had er een nieuw NPO verricht moeten worden om haar mate van arbeidsongeschiktheid juist vast te kunnen stellen. Voorts had een verdergaande urenbeperking gesteld moeten worden.
Daarnaast is in de verslaglegging niet opgenomen dat zij niet met tien vingers kan typen en niet beschikt over talenkennis.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres de uitslag van de röntgenfoto’s van haar rug overgelegd en een afspraakbevestiging voor de polikliniek Psychiatrie van het [ziekenhuis] .
Na de reactie van [verzekeringsarts b&b 2] op deze stukken heeft eiseres nog het radiologiebericht/verslag van 13 januari 2011 overgelegd en de resultaten van een NPO van 13 december 2023.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig geweest. Zij waren op de hoogte van de klachten van eiseres, waaronder haar cognitieve klachten en klachten aan de rug. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De primaire arts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres tweemaal gezien op een hoorzitting, haar lichamelijk onderzocht en haar dossier bestudeerd. Daarmee is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht.
Eiseres heeft gesteld dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld en dat een verdergaande urenbeperking gesteld had moeten worden. Verder stelt zij dat een nieuw NPO verricht had moeten worden.
In beroep heeft eiseres de resultaten van een nieuw NPO van 13 december 2023, verricht door [psycholoog] , die zij eigener beweging heeft laten verrichten, overgelegd.
Door de psycholoog wordt geconcludeerd dat de resultaten van het NPO uit 2012 worden teruggezien, maar in mindere mate. Er wordt een laaggemiddeld werkgeheugen gezien, bij wel gemiddelde andere geheugenprocessen. Verder een net wat tragere informatieverwerking bij een zeer intensieve auditieve concentratietaak. Verdere concentratietaken worden wel op gemiddeld niveau gemaakt, waarbij eiseres compenseert door haar gezichtsveld en geluiden af te sluiten. Eiseres heeft, zoals zij aangeeft, geleerd te compenseren door het PRET-principe. Verder worden volgens de psycholoog depressieve kenmerken aangegeven, waar deels de cognitieve/belastbaarheidsproblemen deze score beïnvloeden.
[verzekeringsarts b&b 2] heeft in reactie op dit NPO gesteld dat hieruit geen ernstige cognitieve beperkingen blijken. [verzekeringsarts b&b 2] ziet daarom geen reden om meer of verdergaande beperkingen in de FML, waarin al forse beperkingen op Persoonlijk functioneren zijn gesteld, aan te nemen.
De rechtbank acht deze reactie afdoende. Uit dit nieuwe NPO kan de rechtbank niet afleiden dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de klachten en beperkingen van eiseres en dat eiseres meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om het medisch onderzoek vanwege het achterwege laten van een nieuw NPO onzorgvuldig te achten. De rechtbank betrekt hierbij dat de verzekeringsarts b&b in een eerdere rapportage van 16 januari 2023 afdoende heeft gemotiveerd dat er op dat moment geen argumenten waren om een NPO te laten verrichten.
Ter zitting heeft eiseres gesteld dat haar algehele functioneren veel trager is. Het duurt veel langer om informatie te verwerken. Daarnaast missen er in de FML lichamelijke beperkingen, zoals aan de handen en voeten.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de FML al beperkt is op hoog handelingstempo (beoordelingspunt 1.8.5). Niet is gebleken van een
aanmerkelijkvertraagd handelingstempo in het dagelijks functioneren, hetgeen [verzekeringsarts b&b 1] ook heeft geconstateerd in zijn rapportage van 22 juli 2022. Een beperking op handelingstempo in het dagelijks leven (beoordelingspunt 1.7) of een andere beperking dan op beoordelingspunt 1.8.5. acht de rechtbank daarom niet aan de orde.
Met betrekking tot de geclaimde beperkingen aan handen en voeten overweegt de rechtbank dat door de primaire arts bij lichamelijk onderzoek geen bewegingsbeperkingen in handen of voeten zijn vastgesteld. Wel is door hem verminderde kracht in beide handen geconstateerd. Uit de medische informatie in het dossier kunnen evenmin verdergaande beperkingen ten aanzien van handen of voeten worden afgeleid. Overigens zijn in de FML onder meer beperkingen gesteld op localisatiebeperkingen, hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en/of muis, tastzin, trappenlopen, lopen en staan. De rechtbank gaat ervan uit dat daarmee ook handen en voeten worden ontlast en ziet geen reden voor de conclusie dat voor wat betreft de handen en voeten verdergaande beperkingen gesteld hadden moeten worden.
Ten aanzien van de urenbeperking heeft de verzekeringsarts b&b, onder verwijzing naar de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, gesteld dat er geen reden is voor een verdergaande urenbeperking, omdat er geen sprake is van onderliggend medisch substraat dat maakt dat er een dusdanig energieverlies is dat eiseres ook in passend licht fysiek/energetisch belastende arbeid geen normale werkweek kan functioneren. Daarnaast is er vanwege verminderde beschikbaarheid of preventief volgens de verzekeringsarts b&b geen reden voor een urenbeperking.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b hiermee afdoende gemotiveerd dat een urenbeperking niet aan de orde is. Bevestiging dat een urenbeperking op energetische gronden niet aan de orde is, kan voorts worden gevonden in het dagverhaal – zoals opgenomen in de rapportage van de primaire arts – waaruit niet blijkt van een grote recuperatiebehoefte.
Dat in de verslaglegging niet is opgenomen dat eiseres niet met tien vingers kan typen en niet beschikt over talenkennis, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest of de medische verslagen onjuist. Het niet met tien vingers kunnen typen en geen talenkennis hebben, zijn geen zelfstandige beoordelingspunten in de FML. Deze punten zijn wel door de arbeidsdeskundigen betrokken bij de beoordeling van de geduide functies.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te concluderen dat de verzekeringsartsen geen goed beeld hadden van de klachten en beperkingen van eiseres en dat zij haar belastbaarheid niet juist hebben ingeschat. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van die belastbaarheid, vastgelegd in de FML van 22 juli 2022.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 12 oktober 2021, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc-code 315132), dienstleider (Sbc-code 482010) en receptionist (Sbc-code 315120).
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 22 juli 2022
,de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies beoordeeld op geschiktheid. De arbeidsdeskundige b&b heeft de functies dienstleider (Sbc-code 482010) en receptionist (Sbc-code 315120) laten vervallen vanwege veelvuldige storingen en onderbrekingen, de onvoorspelbaarheid van het werk en de auditieve en visuele prikkels bij niet routinematige taken. De arbeidsdeskundige b&b heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc-code 315132), administratief medewerker (Sbc-code 315133) en besteller pakketten (Sbc-code 282102). De arbeidsdeskundige b&b stelt vast dat in deze functies de eis van het met tien vingers kunnen typen niet voorkomt. Hij stelt voorts dat de verzekeringsarts b&b eiseres niet heeft beperkt voor beroepsmatig autorijden en dat hij voor wat betreft vasthouden van de aandacht heeft aangegeven dat er geen sprake mag zijn van hoge eisen in de zin van geen uren vergaderen. In de functie besteller pakketten (Sbc-code 282102) komt slechts 10 minuten van de aandacht en bij de heen- en terugrit gedurende 30 minuten. Dit valt binnen de norm van minstens een uur de aandacht vasthouden. Deze functie is daarom volgens de arbeidsdeskundige b&b geschikt voor eiseres.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat de geselecteerde functies ten onrechte geschikt worden geacht. De functie postbezorger is niet geschikt vanwege de langdurig zelfde houding en hoge concentratie, omdat langdurig aan het verkeer moet worden deelgenomen.
Daarnaast kan eiseres niet met tien vingers typen en beschikt zij niet over talenkennis.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b afdoende gemotiveerd waarom de functie besteller pakketten geschikt is voor eiseres en haar belastbaarheid niet overschrijdt. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Daar is de rechtbank het, zoals overwogen, niet mee eens.
Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige b&b terecht vastgesteld dat in de geduide functies de eis van het met tien vingers kunnen typen niet voorkomt. Datzelfde geldt voor talenkennis.
Naar het oordeel van de rechtbank mochten de hiervoor genoemde functies dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6.1
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 38,70%.
6.2
De arbeidsdeskundige b&b heeft bevestigd dat de functies in de Sbc-codes 315133 (administratief medewerker) en 282102 (besteller pakketten) divers zijn voor wat betreft het aantal arbeidsuren per week. Het hoogste aantal uren per week is bepalend voor de reductiefactor en daarom wordt alleen de hoogste arbeidsduur per week vermeld. Met betrekking tot het indexcijfer stelt de arbeidsdeskundige b&b dat er in bezwaar geen nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling heeft plaatsgevonden. In bezwaar is beoordeeld of de beoordeling van de primaire arbeidsdeskundige per datum in geding 22 september 2021 juist was. De beoordelingsdatum is ongewijzigd en daarom wijzigt ook de indexering van het maatmaninkomen niet.
6.3
Eiseres heeft aangevoerd dat de functies administratief medewerker en bezorger pakketten voor wat betreft het aantal uren niet voldoen.
Daarnaast is het verkeerde indexcijfer gehanteerd. Het indexcijfer van september 2021 is gebruikt, terwijl het indexcijfer ten tijde van de nieuwe arbeidsdeskundige beoordeling gebruikt had moeten worden.
6.4
De rechtbank stelt vast dat in de Sbc-codes van administratief medewerker (Sbc-code 315133) en besteller pakketten (Sbc-code 282102) functies vallen met verschillende uren. Die functies tellen in totaal 3 arbeidsplaatsen. Dat is gelet op het bepaalde in artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten voldoende om de schatting op te baseren. Dat zich onder de functies wellicht parttimefuncties bevinden, is niet relevant. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel uurloonschatting 2008 wordt - onder toepassing van de reductiefactor - daarmee rekening gehouden.
Ten aanzien van de indexering overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige het maatmaninkomen van eiseres terecht heeft geïndexeerd naar de CBS- indexcijfers van september 2021. Voor indexering naar de datum van het onderzoek door de arbeidsdeskundige b&b, zoals eiseres wenst, ziet de rechtbank geen grond. De rechtbank wijst daarbij op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 augustus 2020 [1] . Daarin is overwogen:
‘Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv bij de vaststelling van het maatmaninkomen terecht is uitgegaan van het indexcijfer van augustus 2016 en dat er geen reden is om het indexcijfer ten tijde van de datum in geding te hanteren, ook al heeft de herbeoordeling in bezwaar geresulteerd in een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid. (…) Nu het arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op 19 september 2016 gaat het in dit geval, zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, om het indexcijfer van augustus 2016. (…) Voor het standpunt van appellant dat het indexcijfer, zoals dit bekend was ten tijde van de beoordeling in bezwaar in aanmerking zou moeten worden genomen, ziet de Raad in de bewoordingen van artikel 8 van het Schattingsbesluit geen aanknopingspunten.’

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 22 september 2021 heeft vastgesteld op 38,70%.
Het beroep is daarom ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 12 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.