In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 april 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 beoordeeld. De belanghebbende, die op 21 april 2022 is ingeschreven in de gemeente Oisterwijk, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar opgelegde aanslag. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 4 maart 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. [naam 1] en [naam 2].
De rechtbank oordeelt dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. De forensenbelasting is bedoeld voor personen die meer dan 90 dagen in een gemeente verblijven zonder daar ingeschreven te zijn. De rechtbank legt uit dat er uitzonderingen zijn, maar dat deze in het geval van de belanghebbende niet van toepassing zijn. De rechtbank erkent de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, maar concludeert dat de Verordening forensenbelasting geen ruimte biedt voor coulance. Daarom blijft de aanslag gehandhaafd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om vergoeding van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.