ECLI:NL:RBZWB:2024:2302

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
AWB 24_2009 en AWB 24_2010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en bodemzaak inzake last onder bestuursdwang voor woning met ernstige gebreken

Op 8 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, eigenaar van een woning in Hilvarenbeek, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen een last onder bestuursdwang opgelegd door het college van burgemeester en wethouders. De last houdt in dat verzoeker verschillende maatregelen moet treffen om de woning, die in zeer slechte staat verkeert, veilig te maken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, met uitzondering van de verplichting om de woning enigszins wind- en waterdicht te maken en herstelmaatregelen aan de elektravoorzieningen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de woning een gevaar voor de gezondheid en veiligheid van verzoeker en omwonenden vormt, en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende stappen heeft ondernomen om de situatie te verbeteren en dat de handhaving in het algemeen belang is. De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn van het college van zes weken na verzending van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij binnen deze termijn de nodige maatregelen kan treffen. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de verplichting om de woning wind- en waterdicht te maken en herstelmaatregelen aan de elektravoorzieningen, maar het overige in stand gelaten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/2009 VV en 24/2010 GEMWT
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, verweerder.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep tegen het bestreden besluit van 15 februari 2024, inzake de opgelegde last onder bestuursdwang inhoudende dat verzoeker verschillende maatregelen moet uitvoeren op zijn perceel.
1.2
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de zus van verzoeker en namens het college mr.
[naam 1] en mr. [naam 2] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2 De voorzieningenrechter beoordeelt de opgelegde last onder bestuursdwang. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van verzoeker.
3 De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
4.1
Verzoeker is eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] . Hij is momenteel niet meer woonachtig in de woning, maar wel op het desbetreffende perceel in een noodwoning.
4.2
Toezichthouders hebben op drie momenten [1] controles uitgevoerd bij de woning. Er is geconstateerd dat sprake is van vocht, tocht en schimmelvorming, waardoor sprake is van een zeer ongezonde situatie. De woning is niet wind- en waterdicht. Daarnaast is geconstateerd dat de bouwkundige staat van de woning is verslechterd en dat op diverse plaatsen in het voor- en achterdakvlak dakpannen ontbreken en grote gaten in het dakbeschot zitten. Tevens ontbreekt de zinken goot en gootconstructie. Tijdens één controle zijn de toezichthouders de woning binnengetreden. Hierbij is geconstateerd dat de woning volledig vol spullen staat tot gemiddeld 1,5 meter hoog. Hierdoor is de woning slecht te betreden en is de woning maar toegankelijk via één in- en uitgang. In de woning is veel schimmelvorming aangetroffen. De toezichthouders hebben geconstateerd dat de bouwkundige staat van de verdiepingsvloer en kapconstructie pas kan worden geïnspecteerd nadat de woning geheel is ontruimd.
4.3
Het college heeft op 9 augustus 2023 het voornemen kenbaar gemaakt om een last onder bestuursdwang op te leggen. Verzoeker heeft hiertegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt op 28 augustus 2023.
4.4
Het college heeft met het besluit van 25 oktober 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van het Bouwbesluit 2012 (hierna: Bouwbesluit). Verzoeker dient de volgende maatregelen te treffen:
  • het leegmaken van de woning en het afvoeren van de materialen zodat de woning op veilige wijze betreden en geïnspecteerd kan worden;
  • het opruimen van het perceel en de bijgebouwen door de verschillende (kapotte) goederen en materialen te verwijderen en verwijdert te houden;
  • het verwijderen van de begroeiing op en aan de woning;
  • (indien nodig) het treffen van herstelmaatregelen zodat de woning enigszins wind- en waterdicht is, en
  • het treffen van herstelmaatregelen aan de elektravoorzieningen.
Indien verzoeker vóór 8 december 2023 geen of onvoldoende maatregelen heeft uitgevoerd, heeft dit gevolgen. Dit houdt feitelijk in dat het college de maatregelen op verzoeker zijn kosten gaat treffen. Daarbij wordt verzoeker de toegang tot de woning ontzegd en ontnomen, zodat de uitvoerende partij de maatregelen kan treffen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 2 november 2023.
4.5
Met het besluit van 7 november 2023 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot 8 maart 2024.
4.6
De bezwarencommissie Hilvarenbeek heeft op 30 januari 2024 geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.
4.7
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en de begunstigingstermijn verlengd tot 6 weken na de verzenddatum van het besluit.
Kortsluiten
5 De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Wettelijk kader
6.1
De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.2
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een last onder bestuursdwang is opgelegd, blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht [2] van toepassing tot het tijdstip waarop de last onherroepelijk is geworden en volledig is uitgevoerd of ten uitvoer is gelegd, of tot het tijdstip waarop de last is ingetrokken of komen te vervallen. De last onder bestuursdwang is opgelegd op 25 oktober 2023 en dat is voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit betekent dat het oude recht van toepassing is.
Het geschil
7.1
Verzoeker heeft betoogd dat de woning geen gevaar oplevert voor voorbijgangers en omwonenden. De woning is omgeven door hekken en is gelegen op afstand van de openbare weg. Er bestaat geen gevaar voor brand. De woning dient enkel als opslagplaats voor de goederen van verzoeker. Hij is niet meer woonachtig in de woning.
7.2
Het college heeft gesteld dat de woning momenteel een instortingsgevaar oplevert voor verzoeker, omwonenden en voorbijgangers. Daarnaast bestaat een reëel brandgevaar in de woning. Doordat de woning volstaat met spullen is het niet mogelijk om de constructieve staat vast te stellen. Dit is nodig om de veiligheid te kunnen waarborgen.
Overtreding 1: brandonveiligheid
7.3
Het is verboden om in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor brandgevaar wordt veroorzaakt, of bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt. [3]
7.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de controlerapporten niet duidelijk volgt dat de slechte toestand waarin de woning verkeert, brandgevaar veroorzaakt. De grote hoeveelheid spullen lijkt op zichzelf bezien niet brandgevaarlijk. De voorzieningenrechter begrijpt verder dat de elektriciteit in de woning en de bijgebouwen is uitgeschakeld door de stoppen om te zetten. De elektriciteit voor zijn tijdelijke woning op het erf betrekt verzoeker nog wel van de meterkast in de woning.
Uit de controlerapporten blijkt wel dat in de woning en de bijgebouwen een brandonveilige situatie is ontstaan. In de woning zijn een grote hoeveelheid spullen aangetroffen. Ter zitting heeft verzoeker erkend dat ook de bijgebouwen vol met spullen staan, vooral bouwmaterialen. De woning is zo vol dat maar één deur van de woning bruikbaar is. De woning is amper begaanbaar. Verzoeker heeft op de zitting verklaard dat hij nog regelmatig de woning ingaat, omdat al zijn spullen daar staan. Als er brand zou uitbreken in de woning terwijl verzoeker binnen is, dan is het mogelijk dat hij niet tijdig de woning kan verlaten. Hulpdiensten kunnen niet veilig de woning in.
Het verbod, als genoemd in rechtsoverweging 7.3, is daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter overtreden.
Overtreding 2: instortingsgevaar
7.5
Een bouwwerk, open erf of terrein bevindt zich in een zodanig zindelijke staat, dat dit geen hinder voor personen of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen oplevert. [4] Het is verboden om op of aan een bouwwerk handelingen na te laten waardoor instortingsgevaar wordt veroorzaakt. [5]
7.6
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de controlerapporten volgt dat de woning in zeer slechte staat verkeerd en een reëel gevaar voor instorting lijkt te bestaan. Het lijkt niet aannemelijk dat dit een gevaar voor omwonenden en voorbijgangers oplevert. De woning is namelijk vrijstaand, omgeven door een hekwerk en niet direct gelegen aan de openbare ruimte. Dit maakt echter niet dat het voorschrift, als omschreven in rechtsoverweging 7.5, niet wordt overtreden. Er bestaat namelijk wel een gevaar voor de veiligheid van verzoeker bij instorting. Verzoeker heeft namelijk ter zitting erkend de woning met enige regelmaat te betreden en aangegeven dat hij dit in de nabije toekomst zal blijven doen.
7.7
Nu sprake is van diverse overtredingen van het Bouwbesluit 2012, is het college bevoegd op grond van artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet een last onder bestuursdwang op te leggen.
7.8
Het college heeft de last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 1a van de Woningwet en het Bouwbesluit. Artikel 1a van de Woningwet dient als vangnet en deze vangnetfunctie houdt in dat de zorgplicht voorziet in gevallen die niet expliciet zijn geregeld bij of krachtens de Woningwet. [6] Het Bouwbesluit bevat specifieke voorschriften over constructieve veiligheid en brandveiligheid, waardoor het college handhavend moet optreden op grond van artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, indien normen uit het Bouwbesluit zijn geschonden. [7] Nu het college haar bevoegdheid heeft gebaseerd op artikel 1a van de Woningwet, in plaats van op artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, kleeft aan het bestreden besluit een gebrek. De voorzieningenrechter kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het is niet aannemelijk dat verzoeker door dit gebrek is benadeeld, daarom passeert de voorzieningenrechter het gebrek.
Beginselplicht tot handhaving
8.1
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van
overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen.
8.2
De voorzieningenrechter ziet geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan er in dit geval niet tot handhaving zou moeten worden overgegaan. Verzoeker heeft al jaren de kans gehad om zelf wat aan de situatie te doen. Tot nu toe heeft hij geen concrete stappen gezet om de situatie te verbeteren. Het college kon hierdoor tot de conclusie komen dat het verzoeker zelf niet gaat lukken om het huis op te ruimen en veilig te maken, hoe graag hij dit zelf ook wil. Het college kon tot handhavend optreden overgaan.
Last onder bestuursdwang
9.1
De last houdt in dat verzoeker de woning, het perceel en de bijgebouwen dient leeg te ruimen, de begroeiing op- en aan de woning te verwijderen, de woning wind- en waterdicht te maken en herstelmaatregelen te treffen aan de elektravoorzieningen.
9.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de controlerapporten onvoldoende blijkt dat de elektravoorzieningen brandgevaarlijk zijn, nu de stoppen zijn uitgeschakeld en er geen stroom meer staat op de stopcontacten en elektriciteitsleidingen in de woning. De meterkast zelf is volgens verzoeker voldoende waterdicht. Uit de controlerapporten blijkt niet dat de controleurs de meterkast hebben bekeken. Omdat de woning nu niet wordt bewoond, is de noodzaak om herstelmaatregelen te treffen aan de elektravoorzieningen naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende onderbouwd. Het beroep is in zoverre gegrond.
9.3
Uit een tijdens de zitting overgelegde foto blijkt dat de begroeiing is verwijderd en de grote boom naast de woning fors is gesnoeid. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat aan deze last is voldaan.
9.4
De voorzieningenrechter vindt de last dat – indien nodig – herstelmaatregelen getroffen moeten worden om de woning enigszins wind- en water dicht te maken, op dit moment niet passend en daardoor (mogelijk) onevenredig belastend voor verzoeker. Het college wil immers dat de woning en de bijgebouwen worden leeggeruimd, zodat de staat van de verdiepingsvloer en de dakconstructie beoordeeld kan worden. Het college heeft daarbij de verwachting dat uit die inspectie zal blijken dat de woning op instorten staat en gesloopt zal moeten worden. Als na inspectie blijkt dat de woning toch nog hersteld kan worden, dan kan het college alsnog aan verzoeker de last opleggen om de woning wind- en waterdicht te maken en/of maatregelen te nemen om het gevaar van instorting weg te nemen, als verzoeker zelf deze maatregelen niet treft. Het beroep is in zoverre gegrond.
9.5
De overige maatregelen gaan over het ontruimen van de woning en de bijgebouwen. Dit is nodig om het gevaar bij brand te ontnemen en om een volledig onderzoek te kunnen uitvoeren naar de constructieve staat van de gebouwen. Indien dit onderzoek uitgevoerd kan worden, kan worden beoordeeld welke maatregelen zijn vereist om het gevaar tot instorting weg te nemen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college de geschiktheid en noodzakelijkheid van deze maatregelen voldoende heeft onderbouwd. Deze maatregelen dienen ertoe om de vastgestelde overtredingen te beëindigen.
9.6
Het toepassen van bestuursdwang acht de voorzieningenrechter ook evenwichtig. Verzoeker is bang dat het leegruimen door een professioneel bedrijf in opdracht van het college veel geld zal kosten. Hij wil graag met zijn familie de woning opruimen en zijn spullen uitzoeken. Gelet op het mogelijke instortingsgevaar en de mogelijke onbetrouwbaarheid van de verdiepingsvloer, de (mogelijke) aanwezigheid van asbest en de vervuiling en schimmelvorming, is de voorzieningenrechter echter met het college van oordeel dat het leegruimen voor de veiligheid sowieso beter gedaan kan worden door een professioneel bedrijf. De voorzieningenrechter vindt het toepassen van bestuursdwang daarom niet onnodig benadelend voor verzoeker.
Begunstigingstermijn
10.1
Verzoeker heeft betoogd dat de begunstigingstermijn te kort is. Hij is van mening dat een begunstigingstermijn van nu nog één jaar passend is. Hij kampt met gezondheidsklachten, waardoor hij niet eerder in de gelegenheid is geweest om de maatregelen uit te voeren. Verzoeker is voornemens om een bewindvoerder of curator aan te stellen, zodat hij zijn zaken op orde kan krijgen.
10.2
Het college heeft gesteld dat verzoeker meermaals gemaakte afspraken niet is nagekomen. Er is tot op heden weinig tot geen actie ondernomen en eiser heeft nog geen concreet plan van aanpak gemaakt. Het is niet aannemelijk dat een langere begunstigingstermijn ertoe zal leiden dat verzoeker wel over zal gaan tot het uitvoeren van de maatregelen.
10.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in redelijkheid de begunstigingstermijn heeft kunnen vaststellen op zes weken na verzending van het bestreden besluit. Het college heeft de afgelopen jaren meermaals contact gezocht met verzoeker over de overtredingen. Daarnaast was verzoeker op 9 augustus 2023 al op de hoogte van het voornemen van het college om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit heeft er echter tot op heden niet toe geleid dat verzoeker een start heeft gemaakt met of enige bereidheid heeft getoond tot het uitvoeren van de maatregelen.
10.4
Dat verzoeker meent bij een begunstigingstermijn van één jaar wel de maatregelen uit te voeren, maakt dit niet anders. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, blijkt niet dat momenteel zicht bestaat op de situatie waarin binnen een afzienbare termijn concrete stappen door verzoeker worden ondernomen tot het uitvoeren van de maatregelen. Het is niet aannemelijk dat verzoeker bij een begunstigingstermijn van één jaar wel over zal gaan tot het uitvoeren van de maatregelen. Daar komt bij dat er momenteel een reëel gevaar bestaat voor verzoeker bij het betreden van de woning. Het college heeft in redelijkheid het belang dat is gediend met het spoedig overgaan tot handhaving zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

11.1
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarin aan verzoeker is opgedragen om (indien nodig) de woning enigszins wind- en waterdicht te maken en om herstelmaatregelen te treffen aan de elektravoorzieningen. Voor het overige blijft het bestreden besluit in stand. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen of de begunstigingstermijn te verlengen.
11.2
Omdat de begunstigingstermijn inmiddels is verstreken, betekent dit dat het college vanaf heden bestuursdwang kan toepassen om uitvoering te geven aan de eerste twee herstelmaatregelen die zij aan verzoeker heeft opgedragen, te weten het leegruimen van de woning, het opruimen van de bijgebouwen en het perceel en het afvoeren van de materialen.
11.3
Omdat het beroep gegrond is verklaard, dient het college het griffierecht van die zaak aan verzoeker te vergoeden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en herroept de last onder bestuursdwang, uitsluitend voor zover de last betrekking heeft op het enigszins wind- en waterdicht maken van de woning en het herstel van de elektravoorzieningen;
  • laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 8 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5.21 van de Awb
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5.24, tweede lid, van de Awb
De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
Artikel 6:22 van de Awb
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 8:86, eerste lid, van de Awb
Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Woningwet
Artikel 1a van de Woningwet
De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet
Het is verboden een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid.
Bouwbesluit 2012
Artikel 7.10 van het Bouwbesluit
Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor brandgevaar wordt veroorzaakt, of bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.
Artikel 7:21 van het Bouwbesluit
Een bouwwerk, open erf of terrein bevindt zich in een zodanig zindelijke staat, dat dit geen hinder voor personen en een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen oplevert.
Artikel 7:22 van het Bouwbesluit
Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;
b. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;
c. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of
d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.

Voetnoten

1.De toezichthouders zijn op 4 november 2021, 3 augustus 2023 en 20 september 2023 ter plaatse geweest.
2.Zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet.
3.Artikel 7.10 van het Bouwbesluit 2012. Een vergelijkbare norm is vanaf 1 januari 2024 neergelegd in artikel 6.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
4.Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012. Een vergelijkbare norm is vanaf 1 januari 2024 neergelegd in artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
5.Artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012.
6.Kamerstukken II, 2003/04, 29 392, nr. 3, blz. 21 en 26.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1390