ECLI:NL:RBZWB:2024:2243

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10589313 _ MB VERZ 23-230
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet staande houden en onvoldoende bewijs van gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van een richtingaanwijzer bij het wisselen van rijstrook op 24 februari 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het beroep gegrond verklaard en aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de opgelegde boete.

De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant in het dossier beoordeeld en vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding van betrokkene. De verbalisant had niet voldoende toegelicht waarom hij niet in staat was om betrokkene staande te houden, wat in strijd is met de vereisten van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd niet voldoende was komen vast te staan en heeft de beschikking van de officier van justitie vernietigd.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de boete niet gehandhaafd kan worden en dat het bedrag dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10589313 \ MB VERZ 23-230
CJIB-nummer : 9062 5224 9562 47768
uitspraakdatum : 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bij wisselen van rijstrook geen teken met richtaanwijzer op 24 februari 2022 om 17:16 uur op de Van Gorkumweg in Bergen op Zoom.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij wel gebruik heeft gemaakt van zijn richtingaanwijzer tijdens het verwisselen van rijstroken. Daarnaast geeft betrokkene aan niet staande te zijn gehouden terwijl dit wel mogelijk zou zijn op de weg waarop de betrokkene reed.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het zaakoverzicht volgt dat er door verbalisant alleen is gemeld dat er geen stopbord voor handen was. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om een aanvullend proces-verbaal, verbalisant is echter niet langer in dienst en dus niet meer bereikbaar. Mede gelet op de schending van de hoorplicht en de redelijke termijn, verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep gegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Staandehouding
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding, omdat hij niet beschikte over een stoptransparant. De enkele vermelding van het ontbreken van een stoptransparant is, gelet op de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2022:9228), onvoldoende. De verbalisant had nader moeten toelichten waarom het bij het ontbreken van een dergelijk middel niet mogelijk was om betrokkene op een andere wijze staande te houden. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit het dossier niet dat er geen reële mogelijkheid is geweest voor een staandehouding.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: