ECLI:NL:RBZWB:2024:2226

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10605776 _ MB VERZ 23-237
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een bromfiets op 11 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene verklaard dat hij de scooter pas heeft verzekerd nadat hij deze had ontvangen, en dat hij in een moeilijke privésituatie verkeerde. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar heeft ook om matiging van de boete gevraagd vanwege de omstandigheden van betrokkene.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. Betrokkene had zijn voertuig moeten verzekeren, en het niet tijdig verzekeren valt onder de verantwoordelijkheid van de kentekenhouder. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en de schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gedeeltelijk gegrond was. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 50,- en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de kantonrechter heeft de uitspraak openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10605776 \ MB VERZ 23-237
CJIB-nummer: 3062 5422 4834 2329
uitspraakdatum: 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden op 11 februari 2022 om 17:04 uur in Halderberge.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt nooit naar aanleiding van de brief van het RDW de scooter te hebben verzekerd, maar dit direct te hebben gedaan na overname/het verkrijgen van de scooter. Betrokkene stelt niets verkeerds te hebben gedaan en zodra hij in de gelegenheid was de scooter heeft verzekerd.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat zijn gezin door een erg moeilijk periode ging en zij in die tijd door veel mensen zijn geholpen. Onderdeel van die hulp was het verkrijgen van de scooter voor zijn zoon. De scooter werd overgeschreven, maar was nog niet in het bezit van betrokkene omdat hij deze niet zelf kon vervoeren. Betrokkene geeft aan hierover ook contact te hebben gehad met de verzekering. Nadat de scooter was afgeleverd heeft betrokkene een foto van het chassisnummer doorgestuurd aan de verzekering en is de scooter verzekerd. De scooter bleek uiteindelijk niet te repareren en is na enige tijd weer verkocht.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft ter zitting zelf al aangegeven dat hij de scooter had moeten verzekeren vanaf het moment dat deze op naam werd gezet. In dit geval is betrokkene via een register controle naar boven gekomen. Alle eigenaren van niet verzekerde voertuigen ontvangen dan een boete, hierbij is niet te zien of zij wel of niet in bezit zijn van het desbetreffende voertuig of dat er niet langer op wordt of kan worden gereden. De zittingsvertegenwoordiger merkt op dat betrokkene kort na het ontvangen van de boete de scooter heeft verzekerd. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt om het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, maar de boete te matige gelet op het voorgaande en wegens de schending van de hoorplicht. Zij verzoekt om de boete met 50% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene had zijn voertuig moeten verzekeren en indien deze (nog) niet wordt gebruikt had de kentekenhouder het voertuig te schorsen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de kentekenhouder (zie ECLI:NL:GHARL:2017:6597). Nu betrokkene zijn voertuig niet (op tijd) heeft verzekerd en dit ter zitting ook niet ontkent kan de gedraging worden vastgesteld en is de boete terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene inzichtelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een schrijnende privé situatie, waardoor de kantonrechter zich kan voorstellen dat het verzekeren van de (nog niet ontvangen) scooter niet direct tijdens de tenaamstelling is gedaan.
Schending van de hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet op het voorgaande, de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en het schenden van de hoorplicht, gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. In die zin dat de boete zal worden gematigd tot € 50,-. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 175, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: