Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een bromfiets op 11 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene verklaard dat hij de scooter pas heeft verzekerd nadat hij deze had ontvangen, en dat hij in een moeilijke privésituatie verkeerde. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar heeft ook om matiging van de boete gevraagd vanwege de omstandigheden van betrokkene.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. Betrokkene had zijn voertuig moeten verzekeren, en het niet tijdig verzekeren valt onder de verantwoordelijkheid van de kentekenhouder. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en de schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gedeeltelijk gegrond was. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 50,- en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de kantonrechter heeft de uitspraak openbaar gedaan.