ECLI:NL:RBZWB:2024:2222

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10605739 _ MB VERZ 23-235
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op groen stond op 22 april 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 12 maart 2024 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, terwijl de betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, zoals bevestigd door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, onder andere vanwege de laagstaande zon die het zicht op het verkeerslicht belemmerde, en dat het boetebedrag te hoog was gezien haar financiële situatie.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. Echter, de rechter constateerde ook dat de officier van justitie de betrokkene niet had gehoord, wat in strijd was met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de schending van de hoorplicht, en wijzigde de inleidende beschikking. De betrokkene kreeg een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag.

De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van procedurele tekortkomingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10605739 \ MB VERZ 23-235
CJIB-nummer: 7062 5422 4896 3502
uitspraakdatum: 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: niet rijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op groen staat op 22 april 2022 om 08.33 uur op de Eendrachtweg in Halsteren.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene voert aan dat vanwege de laagstaande zon het voor haar onvoldoende was te zien of het verkeerslicht op groen stond. Ook achterliggende auto’s gaven haar geen signaal dat het licht op groen stond. Betrokkene geeft aan juist vanwege de veiligheid te hebben gewacht bij het verkeerslicht. Verder geeft betrokkene aan dat het verkeerslicht iet van de weg naar buiten staat gekanteld waardoor de stand het verkeerlicht met zonlicht niet goed te zien is. Ook heeft zij meerdere andere voertuigen dezelfde fout zien maken. Tot geeft betrokkene aan dat het boetebedrag te hoog is, gelet op haar financiële situatie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij het verkeerslicht niet kon zien vanwege het zonlicht. De verbalisant hebben echter aangegeven dat het verkeerslicht al 10 seconden op groen stond. Daarbij zouden ook andere weggebruikers betrokkene hebben geattendeerd op het stilstaan voor groenlicht. De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is terecht opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, echter wegens schending van de hoorplicht de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 112,50 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: